Item toegevoegd aan winkelwagentje!!

Naar winkelwagentje

Korenmaat



In juli 2007 verscheen het eerste nummer van “Korenmaat”, het nieuwe magazine voor koren en koorleden.

  

Elke uitgave bevat redactionele artikelen over onderwerpen m.b.t. koorzang, koormuziek, muziekinstrumenten en muziek in het algemeen, die een breed publiek moeten aanspreken. In verschillende rubrieken komen bekende en minder bekende muzikanten en solisten aan het woord die vertellen over hun betekenis in de koorwereld. Ook is er ruimte voor koorpresentaties.

  

Enkele klinkende namen uit de wereld van de christelijke koorzang in Nederland hebben inmiddels hun medewerking verleend, waaronder Johan Bredewout, André van Vliet, Jan Quintus Zwart, Henk van der Maten, Peter Overduin, Martin Zonnenberg en Gezinus Veldman.

  

We hebben de artikelen tot nu toe verschenen in De Korenmaat gerubriceerd zodat u ze nog eens kunt lezen.

            


Columns




Column 01 André van Vliet >>

Wat was ik vroeg op, die regenachtige morgen. Het nieuws van 8.00 uur was nog maar enkele seconden bezig toen ik in de auto stapte op weg naar een repetitie. Vooral het noodweer van de vorige avond nam veel tijd in beslag. In Hoogeveen en Emmen was veel schade, zo meldde de nieuwslezer. Korte impressies waren te horen. Gedupeerden kwamen aan het woord. Na het weerbericht en filemeldingen zette ik de radio zachter. Op de weg was het erg rustig. Tenminste, de eerste 10 kilometer. Ik had mezelf een opdracht gegeven. Tijdens de lange autorit van deze morgen zou ik nadenken over een onderwerp. Een onderwerp voor een column. Gisteren belde er iemand op van PromusicPublishing met de vraag of ik voor een nieuw uit te geven blad een column wilde verzorgen. Vroeger zou ik meteen ja gezegd hebben. Nu wilde ik er graag even over nadenken. Waarom? Nou, ik kan nooit zo goed een begin vinden. Dat lege blaadje wat je dan maar aanstaart, dat kan mij uren kosten. Dus dacht ik: “André, denk nou tijdens de 2 uur durende rit eens na over een onderwerp, en een bepaalde lijn die je wilt volgen.”
Dicht bij IJsselstein werd het verkeer drukker, dus moest ik m’n aandacht bij de weg houden. Ook zat ik te dubben of ik over de A1 of de A28 naar mijn bestemming zou rijden. Waar zouden de minste file’s staan? Voor me reed een auto met reclame erop: www.sateliet.nl
“Dat moest je nou in de auto hebben”, dacht ik. “Elke minuut van de dag actuele verkeers- en weer informatie. Nu moet je steeds een half uur wachten op de volgende nieuwsuitzending. Of zoeken langs allerlei zenders of er iets op je display verschijnt.” Voor het verkeerslicht kwam ik stil te staan naast een meneer die bezig was om iets in te toetsen op een scherm. Een soort tom-tom. Zo’n ding is aan mij niet besteed. Bijna overal weet ik de weg. En anders is een blik in het stratenboek, of een bezoek - thuis - aan de routeplanner op internet ook altijd nog mogelijk. Toen zag ik dat de actuele verkeersinformatie op zijn scherm verscheen. Natuurlijk ………, dat apparaat staat in verbinding met een satelliet. Dus krijg je niet alleen de juiste weg gewezen, maar ook de filemeldingen en soms zelfs de weersomstandigheden. Het verkeerslicht sprong op groen en ik draaide de snelweg op. Twee dingen hielden me bezig: die satelliet en de column. Plotseling had ik het: ik ga iets schrijven over de overeenkomst tussen de satelliet en PromusicPublishing.  Dat ze bij PromusicPublishing ook altijd actueel zijn. En dat ze een soort routeplanner zijn in de onoverzichtelijke uitgevers wereld. Al filosoferend was ik via de A1 bijna bij mijn bestemming. De zon was inmiddels doorgebroken en ik was in een prima stemming. Immers: ik was op tijd (en dat gebeurt me niet altijd), geen gestress onderweg, en ik had een onderwerp voor de column. Op de repetitie aangekomen vroeg er iemand aan me: “André, je bent zomaar op tijd, heb je een tom-tom?” Ik glimlachte maar wat en zei: “Nee, gewoon op tijd weggegaan.” “Nou, dat is voor jou ook een zelfoverwinning.” “Ja,” zei ik: en wie zichzelf overwint, is sterker dan wie een stad inneemt. André 12 : 21.” Zo hadden we een gezellig gesprek tijdens een kop koffie. Om kwart over tien gingen we aan het werk. Het werd bijna als vanzelf een vreugdevolle repetitie. Misschien sta ik morgen wel weer zo vroeg op.

AvV

Column 02 André van Vliet >>

Mij werd onlangs gevraagd een lezing te houden over het thema: “Zingt de Heere een nieuw lied”. Nou, dat leek me wel wat! Juist in deze tijd, waar bij veel koren - maar ook in veel kerkelijke gemeenten - de vraag naar nieuw repertoire groot is, had ik wel interesse om me eens in de eerste regel van Psalm 96 te verdiepen. Naar goed gereformeerd gebruik had ik al snel 3 punten te pakken:
- Zingen
- Voor de Heere zingen
- Een nieuw lied voor de Heere zingen
Drie dagdelen had ik er voor uitgetrokken. Wat je allemaal niet tegenkomt. Op Google vind je ruim vijf miljoen pagina's over zingen. Wekelijks zingen ongeveer 600.000 mensen in koor verband. Op voetbal na is er geen “sport” te vinden waar zoveel mensen in actief zijn. En dan al die verschillende soorten koren. Meer dan 40. Buiten het bekende rijtje als: Gemengde -, Mannen -, Jeugd -, Jongeren -, en Kinderkoren, kwam ik ook een aantal soorten tegen waar ik nog nooit van gehoord had. Piraten -, Jazz -, Pop -, Kozakkenkoren. Zouden de uitgeverijen dit wel weten eigenlijk?

Nee, materiaal was er genoeg om 5 kwartier vol te praten. Dus daar lag het niet aan. Punt 1 en 2 liepen precies volgens schema. Voor ieder punt een dagdeel. Maar toen de derde gedachte. 's Morgens om negen uur begon ik vol goede moed. Alleen, toen ik werd geroepen om te komen eten om half één, stond er nog geen woord op papier. Sterker nog: tijdens de thee om drie uur zat ik maar wat afwezig voor me uit te staren. Ik kwam er gewoon niet uit; wat wordt er nou bedoeld met dat “nieuwe lied”. Want de meeste verklaringen gaven als antwoord: “zingen over de daden van de Heere”. Dus niet zozeer nieuwe liederen, maar de nieuwe daden bezingen. Niet dat ik dit niet geloofde, maar er bleven toch een aantal vragen staan. Wat deden die opperzangmeesters dan in de   tijd van David en Salomo? Die schreven toch ook nieuwe liederen? En als Paulus zegt: “Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood, want Christus zal over u lichten”, haalt hij toch ook een nieuw lied aan? Want dit vers werd in die tijd al gezongen.
Zo zat ik in gedachten verzonken aan de thee. Niet eens in de gaten hebbend dat Anneke iets tegen me zei. “Je hebt je weer ergens ingestort zeker”, merkte ze op, “dan ben je altijd zo afwezig, steeds hetzelfde oude liedje.” Lachend als een boer met kiespijn vertrok ik maar weer naar boven. Maar die woorden van haar bleven hangen: “hetzelfde oude liedje”, “hetzelfde oude liedje.”
Ondertussen mailde ik met een mij bekende predikant over deze kwestie. Al snel kwam er een antwoord. “André, weet je wat er in het Hebreeuws staat? Ssjir chadash, lied nieuw”.
En hij wees me erop in welke context dit woord nog meer wordt gebruikt in het O.T.
Een nieuw huis, nieuwe touwen, nieuwe wijnzakken enz. enz. Wat zegt dat over nieuwe liederen? Horen we het volk niet zingen bij de overwinning:”Saul heeft duizenden en David tienduizenden verslagen”? En Maria, Zacharias, Elisabeth en Simeon? Zij wisten niet hoe snel ze een nieuw lied moesten maken vanwege de grote daden van de Heere. Ik hoop dat er nog veel nieuwe muziek verschijnt de komende tijd, want dan zijn er grote dingen te melden!
“Halleluja! laat opgetogen een nieuw gezang den Heer verhogen!

André van Vliet

Column 03 André van Vliet >>

Anneke

Het geeft me zoveel meer rust. Niet meer achter de feiten aan lopen, op tijd klaar zijn, daardoor meer betrokken bij allerlei dingen die er om je heen gebeuren. Ja, de man die mij geholpen heeft bij o.a. het plannen van mijn activiteiten en het indelen van mijn agenda, ben ik zeer veel dank verschuldigd.
Nog nooit had ik van tevoren nagedacht over het aantal uren die er bijvoorbeeld gaan zitten in het instuderen van een groot orgelwerk. En als ik moest arrangeren begon ik zomaar op een dag. In de hoop dat het op tijd klaar zou zijn. Dat laatste liet nogal eens te wensen over. Collega's: ik verwacht dat dat vanaf nu beter wordt.
Afgelopen week heb ik gewoon eens een uur voor de planning uitgetrokken. Voor welke concerten en/of opnames moeten er arrangementen gemaakt worden, hoeveel uur voorbereiding vraagt dat concert, de koorrepetitie of dat orgelwerk? Vervolgens deze uren in de agenda geschreven. Dat geeft zoveel meer rust. Heerlijk gewoon. Natuurlijk de dag niet al te vol plannen zodat er nog wat tijd is voor zaken die plotseling tussendoor komen.
Het ging al een week prima. Muziek werd op tijd verstuurd, programma's op tijd ingeleverd, zelfs de inleverdatum van deze column was gepland. En iedere dag was ik op tijd beneden voor het eten. De meeste dagen zelfs een half uur eerder. Zodat ik eindelijk eens mee kon helpen tafel dekken.

Afgelopen week was het prachtig weer. De meeste mensen klaren daar helemaal van op. Ik ook wel, maar tegelijk word ik er ook onrustig van. Eigenlijk wil ik dan naar buiten, maar binnen moet er ook zoveel gebeuren. Die morgen was ik – volgens de planning – vol goede moet aan een nieuw koorwerk begonnen voor komend Pasen: “O vlam van Pasen, steek ons aan”. Misschien komt u dit werk binnenkort tegen in de catalogus. Maar dat even terzijde. Of dat het aan het mooie weer lag waardoor ik onrustig begon te worden, of dat er iets anders aan de hand was weet ik niet, maar het wilde maar niet vlotten. Inspiratie kan je namelijk niet plannen. Tijdens het middag eten vroeg mijn vrouw Anneke: “Zullen we straks samen de hond uit laten? Dan gaan we lekker een stuk de polder in.” Aan mijn gezicht kon zij zien dat ik niet heel erg enthousiast was. “Kom op,” zei ze: “ dat werk ligt er morgen ook nog wel.” Maar dat was het nou net, het moest vandaag af. En als het net zo langzaam zou gaan als vanmorgen……………
Overgehaald door het heerlijke weer buiten en het vriendelijk vragende gezicht van Anneke, liepen we even later over kade die een scheiding maakt tussen Polsbroek en Vlist. De eerste voorjaarszon op je gezicht, en dat al in de eerste helft van februari, deed ons genieten van de omgeving en elkaar. Thuisgekomen stonden de ontbrekende maten van “O vlam van Pasen” al heel snel op papier. Er was genoeg tijd om het uit te printen, in een envelop te doen en naar de brievenbus te brengen.
Het was nog voor vijven toen ik de tafel begon te dekken. Zelf was ik verrast dat het zo voorspoedig was verlopen. Anneke reageerde nuchterder: “Soms moet je gewoon even afstand nemen, dan kijk je er even later weer veel frisser tegenaan.” Ik sputterde nog wat tegen en zei dat ik me nu wel aan de planning moest houden. “Weet je wat je nog vergeten ben,” zei ze: “ je vrije tijd in te plannen.” Toen had ik even geen tekst meer. En nu ik dat alles   opschrijf, bedenk ik me dat ik haar nog meer dank verschuldigd ben dan de man die me in eerste instantie heeft geholpen met de planning.


André van Vliet

Column 04 André van Vliet >>

Evenwichtigheid

Vroeger stonden ze in elke kruidenierszaak, nu kom je ze alleen nog tegen in een museum of op de schoorsteen bij mensen thuis. Op marktplaats worden er nog een paar te koop aangeboden, maar dan moet je wel genoeg geld neerleggen. Waar doel ik op? Nou…op zo'n oude weegschaal! Aan de ene kant wordt het te wegen product gelegd en aan de andere kant wordt geprobeerd om met gewichtjes de weegschaal in evenwicht te brengen. In de tijd dat dit tot de vaste inventaris van de meeste winkels behoorde, kon je met eigen ogen zien hoe de schaal in evenwicht werd gebracht. Soms denk ik wel eens (zonder oubollig te willen zijn): ‘Is met die oude weegschaal ook de evenwichtigheid uit de maatschappij verdwenen?' Direct haast ik me dan om met de woorden van Sire te zeggen: ‘De maatschappij? Dat ben jij!' Want hoe zit het eigenlijk met mijn eigen evenwichtigheid? Nee, ik bedoel niet mijn politieke stabiliteit (ik stem al jaren op dezelfde partij). En als het gaat om een automerk, mag ik zeggen dat al vanaf mijn achttiende jaar een bekende Italiaanse autofabrikant onafgebroken op mijn steun kan rekenen.
Waar ik iets verder op door wil gaan, is de evenwichtigheid in mijn werk als het gaat om keuzes van repertoire en / of de uitvoeringspraktijk. Maar eerst nog even dit: Wat zegt het woordenboek over ‘evenwicht'? De volgende 3 definities kwam ik tegen:
1 Een situatie waarin zonder verstoring geen verandering zal plaatsvinden
2 Stabiel
3 Balans
Met name de laatste twee omschrijvingen spraken mij erg aan. Juist in de keuze zoals hier beschreven:

Nog één titel had ik nodig voor het samenstellen van het programma voor een concert van één van mijn koren. Het liefst zou ik een verstild werk vinden van een klassieke componist. Mijn keuze viel op het altijd mooie ‘Ave verum' van W.A. Mozart. Dit stuk is voor het koor niet al te moeilijk om in te studeren en voor het publiek rustgevend om naar te luisteren. ‘Ongecompliceerd', zo dacht ik. En inderdaad, een aantal repetities later zongen we dit gouden kleinood. Maar wat schrok ik toen er in die tijd een wetenschappelijk artikel werd gepubliceerd over ditzelfde ‘Ave verum'. Bladzijden lang verhaalde de auteur over allerlei diepzinnige details die mij nog nooit waren opgevallen. Met interesse las ik dit artikel en ging er zelfs mee aan de slag. Op de repetities probeerde ik alle aanwijzingen toe te passen en de koorleden duidelijk te maken wat Mozart toch allemaal in zo'n klein stukje had gestopt. Het resultaat was er echter niet naar, integendeel! Alle vreugde van de eerste weken verdween zowel bij de koorleden als mijzelf…   Met mijn handen in het haar spoedde ik mij naar de CD-winkel om een opname te kopen waarop de auteur van het bewuste artikel als dirigent fungeerde. Na het beluisteren van de CD begreep ik waarom ons enthousiasme was verdwenen. Bijzonder knap als je zo'n mooi kort werkje zo om zeep kunt helpen.  
Thuis gekomen las ik dat Mozart het ‘Ave verum' heeft opgedragen aan een plaatselijke onderwijzer voor een aan hem bewezen dienst. Op een achternamiddag heeft hij het geschreven. Gezegd kan worden dat het voorlezen van het wetenschappelijke artikel meer tijd in beslag heeft genomen dan het componeren van dit miniatuur door Mozart zelf. De eerstvolgende repetitie vertelde ik aan de leden van mijn hinken op 2 gedachten en beloofde voortaan meer stabiliteit.

Het concert werd prachtig. Ons zojuist besproken werkje kreeg een prachtige plaats in het programma. Na afloop van het concert kwam er een bezoeker naar me toe. ‘Erg genoten van het totale concert, maar van Mozart in het bijzonder', zo vertelde ze. Ik groeide een klein beetje. Terwijl ik nog even na stond te praten, schoot een andere bezoeker me aan. Hij zei: ‘Weet u dat Mozart ook andere werken geschreven heeft dan alleen het Ave verum? Dit is al zo uitgekauwd, moest dat nou weer?' Daar stond ik dan weer,   gewoon met beide benen op de grond. Ik was weer helemaal in balans.
Onderweg naar huis – in mijn vertrouwde Italiaan – hoorde ik een reportage op de radio over ‘zwevende kiezers'. Gisteren zou ik me nog afgevraagd hebben waar de stabiliteit is in onze samenleving.  

Na vanavond denk ik: ‘Misschien ga ik op marktplaats wel een oude weegschaal kopen en geef ik die een mooi plekje op mijn studeerkamer. Dan kan ik altijd herinnerd worden aan balans en evenwichtigheid!'

André van Vliet

Column 05 André van Vliet >>

Muzikanten IQ

Het kwam me erg goed uit. Want het artikel werd geplaatst precies 2 dagen voordat ik deze column in moest leveren. En ik was nog op zoek naar een onderwerp. Dus dat probleem was opgelost. Maar dat was niet de enige reden. De andere was dat ik niet góed werd van al die opmerkingen die voorbijgangers maakten de laatste dagen. Waarom ze dat deden? Wel, onze achtertuin zou opgehoogd worden. Daarom moesten er ongeveer 200 kruiwagens zand de tuin ingereden worden. Dat was een mooi klusje voor onze twee oudste jongens. En terwijl ik in mijn goede kleren eventjes met ze stond te praten, terwijl zij de kruiwagens vol schepte, kreeg ik van dorpsgenoten die voorbij kwamen de ene na de andere opmerking naar mijn hoofd geslingerd. “Je bent bang dat je vies wordt zeker” ; “Zulk zwaar werk ben jij niet gewend natuurlijk” ; “Die kruiwagen hou jij niet eens in evenwicht” ; “Gelukkig voor de jongens dat ze handiger zijn dan hun vader, maar dat zijn ze dan ook al snel.”   Ik was zo weer binnen. Keek nog even naar het laatste nieuws op nu.nl.   Wilde nog weten waar er files stonden – ik moest een kwartier later weg   – toen opeens mijn oog viel op een net geplaatst artikel : ”Muzikanten gebruiken hersenen effectiever.” Opeens fleurde ik weer op. “Dat moesten al die mensen nou eens lezen”, dacht ik, “dan zouden ze misschien wat minder opmerkingen maken.” Want zeg nou eerlijk collega's, de meesten van ons zijn dan misschien geen rasechte klussers, maar dat een musicus per definitie onhandig is en twee linkerhanden heeft, berust niet op wetenschappelijk onderzoek.

Terug naar het onderzoek. De onderzoekers hebben ontdekt dat musici hun brein effectiever gebruiken. Verder zijn ze niet alleen vindingrijker maar overdenken informatie ook op een kwalitatief betere manier. Vooral zij die met twee handen een instrument bespelen hebben veel voordelen. De interactie tussen de beide hersenhelften is veel beter. Wanneer u verdere informatie wenst, verwijs ik u naar het Amerikaanse wetenschappelijke tijdschrift Brain and Cognition.

De volgende dag gaf ik mezelf vrij om de stratenmakers te helpen in onze tuin. En werkelijk, al zeg ik het zelf, ik deed het niet onaardig. Sterker nog: een aantal keren maakte ik een vindingrijke opmerking, waarbij de stratenmakers elkaar goedkeurend aankeken. Ook hielp ik mee met stenen sjouwen, zand kruien en uitvlakken. We communiceerden met elkaar alsof ik één van hun was.

Vol trots stond ik aan het einde van die middag onder de douche. De planning was om nog even voor het eten mijn pianopartijen door te spelen voor het concert die avond. Maar tot mijn schrik had ik totaal geen snelheid. Ook had ik het gevoel dat mijn linkerhand niet wist wat mijn rechterhand deed. Bij iedere toets die ik indrukte leek het alsof ik met een kruiwagen met zand liep. Gunst……..wat moest ik nu?

Onderweg naar het concert schoten me de laatste regels van het onderzoek te binnen: “Muzikale mensen hebben gemiddeld een hoger IQ dan personen die geen instrument bespelen.” Dan was het misschien maar beter dat ik vanavond niet vertelde wat ik overdag allemaal had gedaan. Want die voorbij fietsende dorpsgenoten gelijk geven, dat nooit. Daarvoor was de uitslag van het onderzoek me te kostbaar.

Column 06 André van Vliet >>

Niet zelden wordt mij gevraagd: “Jij komt toch uit Polsbroek, waar ligt dat eigenlijk?” Af en toe stel ik dan een wedervraag: “Wat denkt u?” Ongeveer alle provincies heb ik al langs horen komen. Het gebeurt maar weinig dat mensen precies weten waar ze ons schone, rustige dorp op de kaart kunnen aanwijzen. De afgelopen periode was dat opeens anders. Door de vorst stond Polsbroek even in de schijnwerpers. “Vorige week ben ik voor het eerst in Polsbroek geweest, wat kun je daar heerlijk schaatsen”, vertelde iemand die van de Veluwe komt. “We wisten niet dat het zo'n mooie omgeving is, wat wonen jullie daar heerlijk. Zeker met al dat ijs”, vertrouwde iemand me toe, die ruim honderd kilometer was komen rijden. Veel mensen hebben begin januari de Zuidwest hoek van de provincie Utrecht ontdekt, om de ijzers onder te binden. En toen de tweeprovincie-tocht officieel van start ging, leek Polsbroek even het centrum te zijn van schaatsend Nederland.
Maar niet iedereen stond te juichen. Want door de enorme drukte werden auto's her en der geparkeerd. In bermen, weilanden of zomaar bij iemand op het erf. Op zich niet zo erg. Maar als dat betekent dat het vrachtverkeer er nauwelijks meer door kan of dat sommige mensen hun eigen terrein niet kunnen verlaten, ben je ook weer blij als de temperatuur boven nul komt. Want hoe sommige mensen hun auto parkeren of wat ze soms achterlaten………….

Het komt ook wel eens voor dat mensen even in de schijnwerpers staan. Gewild of ongewild. En ook daar wordt verschillend op gereageerd. Tijdens de Kerstconcerten maakte ik meermalen mee dat er een koorlid een solopartij mocht zingen. Ook al ging het erg goed, toch waren de meeste zangers blij als het achter rug was. “Leuk om te doen, maar toch spannend. Enne…. voor mij hoeft het niet zo, die aandacht”, zei een mevrouw na afloop.
In deze situatie had de betreffende mevrouw er nog zelf voor gekozen. Ze had nee kunnen zeggen toen haar werd gevraagd een solo te verzorgen.
Gekker wordt het, als al die aandacht je overkomt zonder dat het je gevraagd is. Bijvoorbeeld die jongen, die een meisje had gered uit het water en daardoor werd geïnterviewd door plaatselijke krant. Maar toen de landelijke pers dit ter ore kwam, wisten de cameramensen hem zelfs op school onder de les te vinden. Of wat te denken van die man, wiens woorden – totaal uit verband – in het nieuws kwamen en daardoor een paar dagen op een ander adres moest verblijven omdat de media het hem bijna onmogelijk maakte in zijn eigen huis te blijven. Wat waren ze allemaal blij toen de schijnwerpers weer uit gingen.

Inmiddels is bijna al het ijs weer verdwenen en geniet slechts een enkele wandelaar van de stilte en het natuurschoon langs de kade die parallel loopt aan bovengenoemde schaatstocht. De kerktoren volgt deze natuurliefhebbers langs het Jacobspad, totdat ze halverwege uit het zicht verdwijnen omdat ze rechtsaf slaan richting het dorpje Cabauw.
Als ze de verhalen eens kon vertellen van de honderden jaren dat ze daar nu staat……
over de overstromingen van de Lek en de Hollandse IJssel in de 17e en 18e eeuw, over de oorlogen die ze heeft doorstaan, en van al die kerkgangers die onder haar door de dorpel over stapten om hun lofzang aan te heffen, te bidden en te danken…… hoeveel uur zouden we dan geboeid kunnen luisteren?
Als het avond wordt en de laatste wandelaar of schaatser al lang is vertrokken, zetten de schijnwerpers onze eeuwenoude toren een paar uur in het licht. Maar aan haar houding te zien, lijkt ze te willen zeggen: “t'Is misschien wel een mooi plaatje, maar ik hoef niet zo in de belangstelling”.
En ik … ik blijf al die mensen – die nu nog steeds niet weten waar Polsbroek ligt – vertellen, dat het zo heerlijk rustig is, daar in die Zuidwest hoek van de provincie Utrecht.

André van Vliet

Column 07 André van Vliet >>

Waarom…?

Een veel gebruikt woord voor de meest uiteenlopende situaties:
-Vanuit een retorisch gedachte, tot aan een hunkerend verlangen op een antwoord.
-Vanuit een oppervlakkigheid tot aan de meest diepe levensvragen.
En dan wordt er tegen de laatste categorie “waarom vragers” weleens gezegd: “Niet waarom, maar waartoe”. Dat heb ik nooit goed begrepen.
Waarom zou je dat niet mogen vragen?

Overigens beginnen we al in een vroeg stadium van ons leven met dit 6-letterige woord. In de peuterpuberteit zeggen kinderen dit bijna na iedere zin van vader of moeder: Waarom…..?
- Kom Tim, we gaan je jas aan doen. Waarom……?
- Zullen we de gordels even vast maken Eline? Waarom……?
Nou zijn bovengenoemde vragen nog niet zo heel moeilijk te beantwoorden. Maar de keren dat ik toch echt even na moest denken voordat ik reactie kon geven aan mijn 3-jarig kroost is niet op twee handen te tellen. Soms wordt je gewoon in verlegenheid gebracht door die kleintjes. Terwijl je eigenlijk al had kunnen weten dat ze bijna automatisch hun “waarom” vraag afvuren als je iets tegen ze zegt.

Naarmate ze ouder worden veranderd wel de inhoud van de vraag, maar de snelheid (en vaak ook felheid) waarmee ze reageren, is er niet minder om. En hoewel de vragen niet makkelijker worden, komt er wel vaak een opening voor een goed gesprek. En dat hoeft lang niet altijd diepzinnig te zijn. Soms is het heerlijk om met onze pubers gewoon wat onzin uit te kramen.
En dat dat ook gepaard kan gaan met de nodige “waaroms”, bleek wel toen afgelopen week één van de kinderen een A4-tje vol met leuke “waaroms” te voorschijn toverde. Een aantal daarvan wil ik u niet onthouden.

Waarom:
- moet je om Windows af te sluiten, op de startknop drukken?
- bevat citroensap kunstmatige smaakstoffen en is het product voor de afwasmachine gemaakt met echt citroenen?
- Krimpen schapen niet in de regen en mijn wollen trui wel?
- Drukken we harder op de toetsen van de afstandbediening als de batterijen bijna leeg zijn?

Dit ging zo een poosje door. Totdat we er melig van werden en we deze huiselijke sfeer het liefst voor langere tijd vast wilden houden. Waarom kan het eigenlijk niet altijd zo gezellig zijn?

In de muziekwereld kom je trouwens ook wel eens van die bijzondere dingen tegen.
Want waarom:
- Zeggen we: het mannenkoor met haar dirigent?
- Waarom rekenen we de dwarsfluit bij de houtblazers en een serpent bij het koper?
En zo zou ik nog wel even door kunnen gaan.

Toen mijn vrouw aan tafel vroeg: “Waarom schrijf je dit allemaal in de komende column?”,
zei één van de kinderen – voor ik iets kon zeggen -: “Waarom ook niet?”

André van Vliet

Column 08 André van Vliet >>

Partir, c'est mourir un peu

Ongetwijfeld kent u dit Franse spreekwoord: “Afscheid nemen is een beetje sterven. Bedenker was de Franse journalist en schrijver Alphonse Allais. Geboren in 1854 en gestorven in 1905. Hij was een kunstzinnig onderlegd iemand en auteur van de eerste minimalistische muzikale compositie Marche Funèbre composée pour les Funérailles d'un grand homme sourd. Ik had eerlijk gezegd nog nooit van de goede man gehoord, maar was wel op de hoogte van zijn overbekende quote. Sterker nog, ik onderschrijf deze pennenvrucht.

Want zonder direct aan het ergste te denken, kennen we allemaal dit gevoel toch wel een beetje? Als wij na tweeënhalve week kamperen op een Franse camping worden uitgezwaaid door onze buren – waar we het zo goed mee konden vinden zonder elkaar voor die tijd ooit ontmoet te hebben – gaat er toch een raar gevoel door je heen. Natuurlijk heb je adressen uitgewisseld en de stellige belofte gedaan elkaar in Nederland nog eens op te zoeken. Maar ergens weet je best: Partir c'est mourir un peu.

Nog sterker heb ik dit gevoel als we onze vrienden uit Roemenië ontmoeten. Of wij nou daarheen gaan, of dat zij bij ons verblijven, iedere keer bekruipt me dit aparte gevoel als we elkaar een goede reis terug wensen.

En het overkwam me in eerste instantie ook na het gesprek met mijn goede vriend en collega Jacques Marcus. We hadden met onze vrouwen ergens afgesproken omdat er iets bijzonders te melden was. En zo kregen we op deze bewuste afspraak te horen dat Jacques gaat stoppen met musiceren. Natuurlijk eerst de schrik. Daarna de nodige vragen. Maar naarmate het gesprek vorderde, nam de waardering voor hem alleen maar toe. En zo werd het voor mij een heel leerzame morgen. Jacques hield mij – misschien zonder het zelf in de gaten te hebben –   een spiegel voor. En zeg nou zelf, als je een (te) lange tijd niet in een spiegel hebt gekeken, kan je best een beetje schrikken.

Enthousiast als altijd, vertelde hij over de vele plannen die ze hebben. En het werkte aanstekelijk. Uiteindelijk hebben we Jacques en Debbie gefeliciteerd met deze bijzondere keuze. En na de nodige “knuffels” vervolgden we onze eigen weg met blijdschap.

Partir, c'est mourir un peu? Ik zou er vandaag een nieuw spreekwoord aan toe willen voegen. Want:
-hoewel we het nu zonder Jacques zijn spel moeten doen,
-hoewel zijn onnavolgbare kameel-imitaties nu zullen zwijgen,
-hoewel we de “mens” Jacques en zijn oprechte interesse natuurlijk gaan missen,
Partir c'est une nouvelle vie un peu.

Jacques en Debbie: bedankt voor alles!

God zij met jullie.

Namens alle liefhebbers,

André van Vliet

Column 09 André van Vliet >>

BTW

Chagrijnig was ik er van geworden. En meestal kan ik dat niet goed verbergen. Mijn vrouw zag het dan ook direct toen ik 's avonds laat binnen kwam en zij vroeg: “Heb je geen goede repetitie gehad”?

Ze kreeg de hele emmer over haar heen. Dat het toch belachelijk was dat geschreeuw om cultuur. En zeg nou zelf: dat bent u toch hopelijk wel met me eens? Natuurlijk sta ik ook niet te springen bij de BTW verhoging van 6% naar 19 %. Maar al dat gedoe en dan vooral uit de gesubsidieerde wereld. Jarenlang hebben ze kunnen profiteren. Toen de BTW werd verlaagd, jaren geleden, werd er geen toegangskaartje goedkoper. En nu zo ontevreden gaan zitten klagen. In de auto had ik naar het nieuws geluisterd; het was één groot lamentation vanuit de wereld van de cultuur. Die middag was er ergens een demonstratie geweest. Maar doordat het maar een graad of   2 á 3 zou worden (boven nul) zagen velen het niet zitten om buiten te gaan lopen. De opkomst was erg tegengevallen. “Dat zegt mij al genoeg”, zo dacht ik.

Mijn vrouw hoorde me geduldig aan en liet me fijntjes weten dat ik mijn energie beter ergens anders in kon steken. Op dat moment kwam onze oudste zoon enthousiast de kamer in. “Pa, heb je mijn nieuwe vogels al gezien”. Hij is jaren geleden al begonnen met een volière en heeft in de loop der jaren al een aantal prachtige beestjes gehad. En inderdaad ook nu had hij de mooiste kleurencombinaties op de kop weten te tikken. De volgende morgen (begin december dit jaar) liep ik nog even naar buiten om ze bij daglicht te bekijken. Wat me het meeste opviel was hun prachtige gezang. Het is normaal gesproken al een gezellige bedoening. Maar nu had hij ware kunstfluiters aangeschaft. Lang heb ik niet staan luisteren want dat liet de temperatuur niet toe. In plaats van 2 graden boven nul was het deze morgen -7 graden. Samen met de ijzige wind hadden we te maken met een gevoelstemperatuur van -13 graden. Maar dat maakte voor de fluitende artiesten niets uit. Zelfs toen hun publiek weg liep stokte dit concert niet.

Eenmaal binnen, achter mijn bureau – en heerlijk bij de verwarming – raakte me dit wel. Want eerlijk gezegd zie ik ook wel een beetje op tegen die BTW verhoging. Kan en mag ik mijn tarieven in één keer verhogen met 13%? Komen er nog wel genoeg uitnodigingen binnen? Of is het voor veel koren allemaal niet meer op te brengen? Reden genoeg om eens ernstig over na te denken.
En buiten ……….? Buiten was er, bij -13, weer een nieuw Scherzo in première gegaan. Alsof ze me aan wilden sporen: “Kom op, terug naar je doelstelling:
-geniet van de muziek
-maak anderen deelgenoot
-tot lof van onze Schepper”.

B.T.W.

Misschien moeten we de definitie maar eens veranderen.

Bezinning Tot Waardering.

André van Vliet

Column 10 André van Vliet >>

Contrast

Het zal u ongetwijfeld niet ontgaan zijn, dat er weer een nieuw oratorium in première is gegaan van het duo “Bredewout-De Ruiter”. En wederom is het ze gelukt om ons mee te nemen in een prachtig muzikaal verhaal, ditmaal onder de titel “Het Nieuw Jeruzalem”. Gebaseerd op:
-teksten uit het Oude Testament en de Evangeliën,
-ernstige onderwerpen over “het wanneer” van Zijn wederkomst,
-troostvolle aankondigingen en het intense verlangen van de gelovigen.
Dit alles om uit te mogen zien naar de dag waarop Zijn rijk van vrede en gerechtigheid zal aanbreken.

(Stilte)

Maar hoe anders gaat het er in werkelijkheid aan toe. Terwijl ik dit schrijf bereikt ons dagelijks het nieuws vanuit Egypte en Libië. En welke landen volgen? De ontzagwekkende beelden vanuit Japan doen ons huiveren. En om ons heen gebeuren dingen die waarschijnlijk het nieuws niet zullen halen, maar die ons met schrik vervullen. En dan opent het hierboven genoemde oratorium met de woorden:
Een stad van vrede is nabij,
een nieuwe morgen gloort.
Daar is geen oorlog of geweld,
geen wanklank wordt gehoord.
Wat een schril contrast met dat wat wij dagelijks aan nieuwsberichten horen. Veel mensen weten dan ook geen raad met deze situatie. En enerzijds denk ik dat we als Christenen ook maar niet teveel moeten zeggen en in stilte ons hoofd moeten buigen om al deze mensen op te dragen bij de Allerhoogste.

Met nadruk schrijf ik: “enerzijds”. Want er zijn atheïsten – of in ieder geval mensen die zich “niet gelovig” noemen – die wel direct op de barricade staan met loze kreten als:
-als God dan alles regeert, waarom dan deze gebeurtenissen?
-als dit een God van liefde is waarom dan……?

En laten we eerlijk zijn, het is ook moeilijk om hier een pasklaar antwoord op te geven. Maar waarom willen deze mensen zo graag iets of iemand de schuld geven waarin ze niet eloven? Waarom krijgt juist het Christelijk geloof een trap en horen we niets over eventuele andere godsdiensten? En deze “vijandschap” lijkt meer en meer de kop op te steken.
Er is een politieke partij – deze viert dit jaar haar 45e verjaardag – die zich liefdevol opstelt richting   de Islam, maar het Christendom lijkt terug te willen dringen.
Als het aan een andere partij - die vooral voor vrijheid lijkt te staan – ligt, mag iemand achter de balie   van een overheidsinstantie geen kruisje aan zijn / haar ketting meer dragen.
En een voormalig liberaal leider noemt Christenen laf, omdat ze iemand anders voor hun zonden oplaten draaien.

Hoe reageren de Christenen in Japan en Haïti, Egypte en Libië? Van opstandigheid tegenover God bereiken ons geen berichten. Nee, zij verootmoedigen zich in gemeenschappelijk gebed. En de Christenen in Nederland?
Misschien moeten we enerzijds in stilte knielen en met al onze tekortkomingen de slachtoffers van oorlog, geweld en natuurrampen opdragen.
En anderzijds mogen we liefdevol- en bijbels onderbouwd van ons laten horen in deze rusteloze wereld. Zoals er ook getuigenissen te zien en te horen zijn van Christenen uit de hierboven genoemde landen.

Maar,   in beide gevallen mogen we zingend voorwaarts met het laatste deel uit “Het Nieuw Jeruzalem”:
Samen heffen wij de handen, zien verlangend in geloof,
wachtend op die grote morgen, als de Heer' komt van omhoog.
Eenmaal zal die dag toch komen, gaat de roep de wereld om.
Stem dan in met alle heil'gen, Amen, kom Heer' Jezus, kom.



Overige artikelen




Zingen in Nederland >>

Nederland zingt
Dat zingen populair is in Nederland wist u waarschijnlijk al. Een onderzoek door het NIPO heeft uitgewezen dat in Nederland circa 600.000 mensen meer dan een uur per week aan hun hobby “zingen” besteden. Vaak gebeurt dat in koorverband. Wekelijks komt men op een vaste plaats bij elkaar samen te repeteren. Wat is eigenlijk een koor en wat is zingen nu precies?

Zangkunst

Zingen of zangkunst is “het muziek maken met de menselijke stem door woorden of andere klanken op verschillende toonhoogten uit te spreken volgens of op een bepaalde melodie”. “Als er geen woorden worden gezongen maar de stem met gesloten lippen wordt wordt gebruikt om een melodie te maken spreken we over neuriën”.

Begeleiding
Vaak worden koren begeleid door een instrument, bijvoorbeeld een piano of orgel. Maar ook begeleiding door complete orkesten komt voor. Iedereen kent inmiddels de bekende Doelenconcerten die jaarlijks in dit muziekcentrum worden gegeven. De koren worden daar begeleid door het   aanwezige kerkorgel, vleugel en een compleet orkest. Het zingen zonder begeleiding kennen we ook: we spreken dan over het zingen “a capella”, letterlijk “zonder begeleiding”. Wat ook voorkomt is dat de menselijke stem muziekinstrumenten nabootst om de andere stemmen te begeleiden. We noemen dat “barbershop singing”.
Techniek
Het zal niemand verbazen dat goed en zuiver zingen een goede zangtechniek vereist. Uitspraak, zuiverheid en dergelijke zijn belangrijke dingen bij de vorming van wat we noemen de koorklank. Zang is een hoofdvak op het conservatorium. Een belangrijk onderdeel van deze studie is solfège, waarmee vooraal het muzikale gehoor getraind wordt. Het is een muzikale zangoefening, waarbij de melodie gezongen wordt zonder de tekst en met gebruikmaking van alleen de namen van de noten. Het doel van deze oefening is zoals gezegd het muzikale gehoor te vergroten en ook, door zonder voorstudie van het blad te zingen, de trefzekerheid te verhogen met betrekking tot ritme en melodie.
Maar ook zonder een gedegen opleiding aan het conservatorium is het goed mogelijk zuiver en muzikaal te zingen. Een goede dirigent let op een goede ademhaling, op de uitspraak van bijvoorbeeld klinkers, op zuiverheid enzovoorts. Wat je ook ziet is dat koren op gezette tijden een professionele zangpedagoog inhuren die de koorleden onderwijst in de kunst van het zingen, waarbij rekening wordt gehouden met het gegeven dat de meeste koren bestaan uit amateur-zangers en -zangeressen. Een goede pedagoog zal bereiken dat de koorklank al snel op een hoger plan komt te staan.
Koor
Om van een koor te kunnen spreken wordt er algemeen aangenomen dat de groep bestaat uit minstens 12 zingende leden die minstens in twee stemmen zingen. Een kleiner koor wordt vaak een ensemble genoemd. De 'stemmen' zijn de verschillende zangstemmen in de groep, van hoog tot laag; meestal zingen koren vierstemmig: sopraan, alt, tenor en bas. We hebben het dan over een zogenaamd gemengd koor.

De sopraan- en altpartijen worden veelal door vrouwen bezet. Hoewel kinderen bij beide partijen ingezet kunnen worden, zijn zij, in tegenstelling tot wat algemeen aangenomen wordt, in principe sopraan. Bij veel Engelse koren, met name de kerk- en kathedraalkoren, wordt de altpartij door zogenaamde countertenoren uitgevoerd. Een counter-tenor is de van contratenor afgeleide benaming voor een hoge mannelijke stem, die door middel van falset (falset of kopstem is een wijze van zingen waarbij meer vanuit de keel wordt gezongen) de hoogte van een vrouwelijke alt benadert. De kinderen in deze koren zingen enkel de sopraanpartij. Denk bijvoorbeeld aan het bekende Holland Boys Choir uit Elburg.
De tenor- en baspartijen worden vrijwel altijd door mannen gezongen. In sommige gevallen worden lage vrouwenstemmen toegevoegd om de tenorpartij te versterken. In de middeleeuwen en de vroege renaissance kwam het regelmatig voor dat de mannenpartijen aangevuld werden met blaasinstrumenten.
Mannenkoor
Naast de gemengde koren zijn er in Nederland ook veel mannenkoren. In de wereld van de christelijke mannenkoren zijn koren als Door Eendracht Verbonden uit Kampen, Halleluja uit Urk, en Jeduthun uit Amersfoort klinkende namen. Koren als de Maastreechter Staar en Het Westlands Mannenkoor hebben internationale bekendheid.
De stembezetting bij een mannenkoor is vanzelfsprekend anders als bij het gemengde koor. We hebben (van hoog naar laag) de eerste tenor, de tweede tenor, de baritons en de bassen. En omdat de mannenstem lager is   dan een vrouwenstem is de klank ook anders. Bovendien zingen de mannen als gevolg van een andere stemomvang ongeveer 4 tot 5 tonen hoger dan de gemengde koren. U moet als sopraan maar eens proberen met een mannenkoor CD mee te zingen. U zult dan merken hoe hoog de eerste tenoren feitelijk zingen.
Meerstemmig
Opera- en operette-koren zingen gemakkelijk 6-tot 8-stemmige werken, waarbij de mezzo-sopranen en de baritons een eigen aparte melodie te zingen krijgen. Men spreekt dan ook soms van eerste en tweede sopraan, eerste en tweede alt, enzovoort. Een kerkkoor in de protestante kerk heet veelal een cantorij.
Ook kerkkoren, die kerkmuziek uit de renaissance uitvoeren, zingen meer dan 4-stemmig. In deze periode werd namelijk veel muziek geschreven voor meer dan 4 stemmen, in een enkel geval zelfs 64.
Bij een oratorium - of passie wanneer het een geestelijk werk betreft - wordt het koor aangevuld met zangsolisten. Een oratorium wordt altijd begeleid door een orkest.   De solisten vertolken een bepaalde persoon uit het verhaal; het koor vervult vaak de rol van het volk.
De meest voorkomende bezetting voor een koor is 3 à 30 zangers per verschillende zangstem, met andere woorden: 12 tot 120 zangers. Dit laatste aantal is gebruikelijk voor grotere koorwerken als de Negende Symfonie met de Ode an die Freude (Beethoven)
HvdM

Het Oratorium >>

U heeft ongetwijfeld wel eens gehoord van een oratorium. Grote kans dat uw koor een oratorium zingt. Maar wat is een oratorium precies? Waar komt het vandaan en hoe is het ontstaan?
Kenmerken
Een oratorium (meervoud is oratoria) is een omvangrijk vocaal werk. Anders gezegd: een groot koorwerk. Het heeft een geestelijke of wereldlijke inhoud. Een oratorium hoeft dus niet per definitie een christelijk werk te zijn. Als een oratorium het lijdensverhaal van Christus als onderwerp heeft, spreekt men van een passie. Een oratorium is in de regel geschreven voor koor, solisten en orkest; vaak is er een verteller die de verschillende delen “aan elkaar praat”. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een ander groot werk: de opera wordt er in een oratorium niet geacteerd, er is geen meestal geen decor en er zijn ook geen speciale kostuums.

Geschiedenis
De kenmerken van het oratorium stammen echter al uit de 13e eeuw. De Lauden vormden het ochtendgebed van het Heilig Officie of Getijdengebed. Lauden zijn vrome liederen in de eigen (lands)taal. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Mis, die in het Latijn werd gezongen. Het woord Lauden betekent lofprijzing en is een vernederlandsing van het Latijnse laudes, een vorm van het werkwoord "Laudare", dat "prijzen" betekent. De Lauden werden uitgevoerd in de bidzaal: “Congregazione dell'Oratorio” (orare = bidden). Hier zien we dus al het woord oratorium verschijnen.

Omstreeks 1500 ontstonden de eerste meerstemmige zettingen. Later zien we de toepassing van samenspraken en wisselkoren later aangevuld met verhalende en verklarende tekst.
Het oratorium in de vorm zoals we die nu kennen is ontstaan in het midden van de 17e eeuw in het toen barokke Italië.   De naam oratorium verwijst naar de plaats waar de eerste oratoria werden opgevoerd, het "Oratorio" van de Chiesa Nuova (Santa Maria in Vallicella) te Rome, waar de congregatie (van het Latijnse woord congregare : bijeenbrengen, verenigen) van de Oratorianen voor hun bijeenkomsten van gebed en ontmoeting deze nieuwe muziekvorm ontwikkelden. Het woord oratorium komt van het Latijnse werkwoord orare, wat bidden betekend.
Händel
Tijdens de Barok is het vooral Händel die het oratorium tot een hoogtepunt brengt. Denk aan o.a. de Messiah: we zien hier Franse orkestfragmenten, Italiaanse aria's, Duitse contrapuntiek; een muzikale vorm van grotere omvang die van 3 uitdrukkingsmiddelen gebruik maakt: Aria, Recitatief (de (solo)zang vertelt een verhaal met daarbij een sobere muzikale vormgeving) en Koor. Letterlijke bijbelteksten versmelten met koralen (kerkelijk lied) en vrije dichtwerken.

Vrije vorm
Het dramatische oratorium, uitgevonden door Georg Friedrich Händel, is muziekhistorisch gezien een belangrijke uitvinding. Het fungeerde feitelijk als een opera en kon ook toneelmatig opgevoerd worden. Een aantal van zijn oratoria is gebaseerd op de Griekse en Romeinse mythologie. Deze werken worden soms de seculiere oratoria genoemd. Onafhankelijk van of een oratorium religieus of seculier is, heeft een oratorium altijd een serieuze bedoeling. Als thema koos men onderwerpen als de schepping van de aarde, het leven van Jezus of de carrière van een klassieke held of bijbelse profeet.
Bach

Ook Bach schreef oratoria: zijn oratoria bestaan eigenlijk uit meerdere cantates, een zangstuk dat dezelfde kenmerken als het oratorium heeft, alleen is een oratorium vaak uitgebreider. Bach schreef meer dan 500 cantates (!), zowel wereldlijke als geestelijke. Voor het Kerstoratorium (Weinachtsoratorium) gebruikte hij wereldlijke cantates.   Op deze   bestaande muziek werden nieuwe teksten geschreven die feilloos pasten en dezelfde woordschilderingen bevatten. Tenslotte kennen we nog de Passie: een oratorium dat handelt over het lijden en sterven van Jezus. Met name Bach's Mattheus en Johannuspassie zijn zeer bekend.

Ontwikkeling
Hierna zien we dat de ontwikkeling van het oratorium stopt. Er komen wel nieuwe stijlen en technieken, maar deze zijn steeds gebaseerd op de oude vorm. De inhoud en strekking van de teksten veranderd wel. Eerst was er sprake van gewijde teksten (op de bijbel georiënteerd of teksten uit de Bijbel) Later zien we wereldlijke teksten ontstaan, vaak wel met een ernstige ondergrond. Het oratorium “Die Jahreszeiten” van Josef Haydn, met het overbekende “Die Himmel erzählen is daar een voorbeeld van.

Van Haydn tot Stravinsky
Als voorbeeld van een oratorium noemde we al Die Schöpfung van Haydn. Maar ook Mendelssohn (1809-1847) schreef bekende en veel uitgevoerde oratoria zoals Paulus en   Elias. In de 20e eeuw zien we de Zwitserse componist Honegger met het toneeloratorium “Jeanne d'Arc au Bûcher.   De bekende van geboorte Russiche componist Stravinsky tenslotte schreef het oratorium Oedipus Rex.

Onze tijd
Anno 2007 zien we een aantal bekende en minder bekende componisten die zich verdienstelijk hebben gemaakt met nieuwe oratoria. Weliswaar zijn sommige van deze werken minder uitgebreid dan de pennenvruchten van hun illustere voorgangers,   voor wat betreft de vorm en inhoud zijn het complete oratoria.
Johan Bredewout schreef de oratoria “Ruth”, “Schepping”, en “Een Nieuw Begin”. Bij deze werken wordt er voor wat betreft de vorm voortgeborduurd op de oratoria uit het verleden.
Leander van der Steen schreef het kerstoratorium “In de volheid van de tijd”. Ook hier zien we de traditionele vorm uit het verleden duidelijk naar voren komen.

Muziek Kopiëren >>

"Eerlijk duurt het langst"

MUZIEK KOPIËREN;             
WAT MAG WEL EN WAT MAG NIET?

Tegenwoordig wordt er heel veel bladmuziek gekopieerd. Technisch is het zeer eenvoudig geworden, het is goedkoper dan het aanschaffen van originele exemplaren en het gaat snel.
Het kopiëren van muziek benadeelt echter de belangen van de componist, de tekstdichter en de uitgever, en daardoor uiteindelijk ook uw belang. Weet u dat muziek kopiëren meestal verboden is?

Auteurswet

Wat wel of niet mag wordt bepaald door de wet. In het geval van auteursrechten door de Auteurswet 1912. In artikel 1 van die wet staat dat niemand een werk van letterkunde, wetenschap of kunst openbaar mag maken of verveelvoudigen zonder toestemming van de maker van zo'n werk. Zo'n 'werk' kan een verhaal zijn, maar ook een foto of een gedicht. Ook op een muzikale compositie of een liedtekst rust auteursrecht (muziekauteursrecht).
Dit houdt in dat de componist eigenaar is van zijn muziekstuk, tenzij anders bepaald. Zo'n muziekstuk kan een geheel nieuwe compositie zijn, maar ook een arrangement (bewerking) van een bestaand stuk of een nieuwe zetting van een bekende psalm.

De componist geeft zijn muziek uit via een uitgever. Deze zorgt ervoor dat de muziek in druk verschijnt en door iedereen verkrijgbaar is. De rechten berusten meestal bij de uitgever. De uitgever zorgt ervoor dat de componist betaald wordt voor zijn compositie en het aantal verkochte exemplaren, de zogeheten royalty's. Als dus muziek gekopieerd word krijgt de uitgever, en in het verlengde daarvan de componist, geen cent voor het uitgeven van die muziek. De uitgever en de componist zullen na verloop van tijd besluiten geen muziek meer uit te geven om de eenvoudige reden dat er geen opbrengsten zijn en het dus niet rendabel is.

Het is dus eenvoudig diefstal als muziek die officieel is uitgegeven gekopieerd word!
Tevens is het zeer onverstandig, omdat er uiteindelijk geen nieuwe muziek meer gecomponeerd en uitgegeven wordt. En dat willen we toch niet? Dus denk na; bestel gewoon de muziek die u nodig heeft.

Arrangementen
Het maken van arrangementen (of kleine aanpassingen) van een uitgegeven muziekstuk is niet toegestaan zonder toestemming van de rechthebbende (meestal de uitgever). Het werk blijft dan nog het eigendom van de componist cq de uitgeverij.

Buma-Stemra
De stichting Buma-Stemra beheert de rechten van de componist betreffende het respectievelijk uitvoeren en opnemen op geluidsdrager van zijn muziek. Buma-Stemra houdt ook regelmatig contoles op concerten en uitvoeringen. Als u in het bezit bent van illegale kopieën kunt u als koor op een fikse boete van BUMA-Stemra rekenen.
De uitgeverijen weten wie er originele muziek heeft aangeschaft (en dus ook wie niet). Ook wordt er precies bijgehouden aan welke koren zichtzendingen zijn gestuurd.

Musicopy
Musicopy is een nieuwe organisatie die voor de uitgeverijen controleert of er illegale kopieën in omloop zijn. Bij deze organisatie kunt u in principe een zogenaamde licentie additioneel kopiëren afsluiten. Additionele kopieën zijn kopieën voor bijv een nieuw lid of om aantekeningen op te maken of om beschadigde partijen te vervangen.
Dat lijkt een interessante regeling maar als uitgeverij vinden wij het beter om de extra kopieën die u nodig heeft als aanvulling of voor een bepaalde uitvoering gewoon te bestellen en af te zien van een licentie additioneel kopiëren. Bovendien is het in de regel goedkoper omdat het in de praktijk weinig voorkomt en dus de aanschaf van enkele losse partijen veel goedkoper is. Bovendien is het een in onze ogen tegenstrijdige regeling die valt te vergelijken met een vooruit betaalde boete waarmee je dan één of twee keer door rood licht mag rijden. Je mag het niet maar als je betaalt mag het wel. Je mag niet kopiëren krachtens de auteurswet maar als je een licentie afsluit mag het (in beperkte mate weliswaar) ineens wel. Daarom is het beter bladmuziek bij te bestellen. Kopiëren mag gewoon niet.

Wel kopiëren
Er zijn enkele situaties waarin u een kopie mag maken zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden, te weten:
- Van een partituur mag u een klein gedeelte van het werk kopiëren voor eigen oefening, studie of gebruik. Deze kopie mag u echter niet aan derden geven
- U mag een kopie maken als de bladmuziek niet meer in de handel of bij de uitgever verkrijgbaar is en dat ook niet op korte termijn valt te verwachten.
- U mag een kopie maken als de muziek vrij van auteursrechten is en valt onder het zogeheten Publiek Domein. Er is sprake van Publiek Domein wanneer de langstlevende auteur langer dan 70 jaar geleden overleden is.
Wilt u meer lezen over de auteurswet, waaruit het kopieerverbod stamt, kijk dan eens op de website van Buma-Stemra (www.bumastemra.nl) of van Cedar (www.cedar.nl).
Bent u aangesloten bij de zangersbond KCZB, kijk dan eens op www.kczb.nl

De Psalmen I >>

Oorsprong
Er zullen maar weinig “ kerkmensen”   zijn die de Psalmen niet kennen. Ze worden gelezen en gezongen op Zondag in de vele kerken, maar ook tijdens onze zanguitvoeringen is er vaak een ruime plaats voor de Psalmen. Of het koor zingt enkele Psalmen in een meerstemmige zetting of de aanwezigen zingen een Psalm, dan vaak eenstemmig. Wat zijn Psalmen, waar ligt hun oorsprong, wie zijn de dichters en waar komen de melodieën vandaan? We willen in dit en een volgend artikel de geschiedenis van onze Psalmen onder de loep nemen. Daarbij hanteren we twee grote lijnen. Eerst kijken we naar de Psalmen als Bijbelboek en duiken in de ontstaansgeschiedenis van deze liederen. Daarna komt het muzikale aspect meer aan bod en gaan we kijken naar de herkomst van de Psalmmelodiën en gaan ook dieper in op de oude kerktoonsoorten die bij onlosmakelijk met de Psalmen zijn verbonden. En we gaan zien dat de Psalmen ook vandaag de dag een grote bron van inspiratie vormen voor hedendaagse componisten.
Oude Testament
“Psalmen” is een bijbelboek uit het Oude Testament. Even weer het rijtje van de lagere school ophalen: ………Ezra - – Nehemia - Esther – Job – Psalmen – Spreuken - Prediker etc. De psalmen zijn liederen van verschillende dichters, van wie een deel zelfs onbekend is. Het boek bevat 150 psalmen. Het woord 'psalm' is een vertaling van het Hebreeuwse woord 'mizmoor'. Letterlijk vertaald is dit "spreekgezang met snaarbegeleiding". Het Boek der Psalmen is naderhand zo vertaald dat het niet berijmd is. Dat waren ze oorspronkelijk in het Hebreeuws ook niet omdat het Hebreeuws geen rijm kende. Men spreekt dan ook wel van de 'Onberijmde Psalmen'. Deze psalmen zijn in 1773 berijmd in het Nederlands door Johannes Eusebius Voet, Hendrik Ghijsen en het genootschap Laus Deo Salus Populo. Deze berijmde psalmen zijn samengevoegd in het psalmenboek, het gedeelte dat vaak achter de Bijbelboeken te vinden is, maar ook als aparte bundel is uitgegeven.
David
Zowel in de Joodse exegese (uitleg) als in de Christelijke traditie worden veel psalmen toegeschreven aan koning David. Boven veel liederen wordt David dan ook als auteur genoemd, maar we moeten wel bedenken dat deze toevoeging van latere tijd is. Een deel van de psalmen (bijvoorbeeld 3–9, 11–32) begint met de aanduiding dat ze door koning David geschreven zijn. Deze opschriften verwijzen naar gebeurtenissen uit Davids leven zoals die zijn opgetekend in het bijbelboek Samuel. David werd soms wel 'de liefelijke psalmist van Israël' genoemd. Sommige andere psalmen (50, 73–83) worden volgens het opschrift toegeschreven aan Asaf, onder Salomo een van de koorleiders in de tempel te Jeruzalem.
In het boek der psalmen worden zes schrijvers bij name genoemd. Enkele zijn nakomelingen van Asaf. Deze psalmen kwamen uiteindelijk op naam van Asaf zelf. De zonen van Korach schreven ook psalmen. Zij vormden een familie van zangers. De schrijvers van het Boek der Psalmen zijn:
• David (73 psalmen)
• Mozes (1 psalm)
• Salomo (2 psalmen)
• Asaf (7 psalmen; zijn nakomelingen schreven 5 psalmen)
• Zonen van Korach (11 psalmen) (één hiervan wordt ook aan Heman toegeschreven)
• Ethan (1 psalm)

De kinderen van Korach, die een belangrijke rol vervulden bij de tempelzangen, waren de zangers / dichters van Psalm 42, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 84, 85, 87, en 88. Van 50 psalmen is nooit bekend geworden wie de schrijver ervan was, omdat dit in het opschrift in de betreffende psalmen ontbreekt. Eén psalm is zelfs dubbel opgenomen: psalm 14 is ook psalm 53. Psalm 9 en 10 zijn in werkelijkheid één psalm. Dat blijkt uit het feit dat ze samen een acrostichon (naamdicht of lettervers) vormen. Psalm 18 komt overeen met II Samuel 22. Het merendeel van de psalmen stamt van vóór de Babylonische ballingschap.

Nieuw Testament

Er wordt in het Nieuwe Testament 116 maal uit het boek psalmen geciteerd en honderden malen gealludeerd op patronen uit de psalmen. De Nieuwtestamentische auteurs hanteerden de psalmen als horizon waartegen de Christusfiguur gehouden werd. Vandaar de talloze verwijzingen naar het Oude Testament en de psalmen. Een bekend voorbeeld van de invloed van de psalmen is psalm 22 op de nieuwtestamentische kruisdood van Jezus. De beginregel van deze psalm (mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij Mij) wordt door Jezus tijdens de kruisiging geciteerd.
Indeling
De psalmen worden in vijf boeken verdeeld. Oorspronkelijk waren dit afzonderlijke boekrollen.
1. Het eerste boek bevat 41 psalmen, voornamelijk toegeschreven aan David, met uitzondering van 1, 2, 10 en 33.
2. Het tweede boek bevat 31 psalmen (42–72), waarvan er 18 aan David worden toegeschreven en 1 aan Salomo. De overige zijn anoniem.
3. Het derde boek bevat slechts 17 psalmen (73–89).
4. Het vierde boek bevat eveneens 17 psalmen (90–106); de 90e wordt aan Mozes toegeschreven.
5. Het vijfde boek bevat de overige psalmen (107–150). Van 15 hiervan wordt David als auteur beschouwd en de 127e wordt Salomo toegerekend.
Elk deel wordt met een doxologie (lofverheffing, zoals amen of halleluja) afgesloten. Psalm 150 sluit het Boek der Psalmen af met een één lofverheffing over het hele Psalmenboek tot eer van God. De psalmen 120–135 worden het Groot Hallel genoemd, de psalmen 113–118 het Halleel, dat bij de drie grote joodse feesten wordt gezongen.
De katholieke vertalers hebben de psalmen 10 en 11 samengevoegd, waardoor ze een andere indeling kennen dan de protestanten. Deze zogenaamde 'Vulgata' komt uiteindelijk toch aan 150 psalmen, doordat psalm 147 in tweeën gedeeld wordt. Ook de versnummering kan afwijken.
In veel vertalingen is het opschrift van de psalmen als eerste vers geteld, in andere vertalingen echter weer niet. Het gevolg is dat de nummering van de verzen van sommige psalmen uit de pas kan lopen.
Er is geen enkel verband in het boek der psalmen aan te treffen tussen de psalmen onderling. Daarom worden de psalmen voornamelijk in genre onderverdeeld:

1. Naar gebedsvorm: Lofpsalm, Smeekpsalm, Dankpsalm, Vloekpsalm
2. Naar inhoud: Koningspsalm, Wijsheidspsalm, Wetspsalm, Sionspsalm
3. Naar setting: Bedevaartspsalm, Processiepsalm, Intochtspsalm

Het is mogelijk dat een psalm in meerdere categorieën valt: zo kan een lofpsalm ook een koningspsalm zijn. Deze mogelijke doublure geldt natuurlijk niet binnen dezelfde categorie: een lofpsalm kan niet ook nog een smeekpsalm zijn.
Het nut
De psalmen worden ook nu nog gezongen in de Joodse sjoel en de Christelijke kerk. Dit doet men vaak om God alle lof te brengen die hem toekomt. Daarnaast wordt er ook regelmatig uit het (onberijmde) boek der psalmen gepreekt. De psalmen worden dan door een voorganger (bijvoorbeeld een dominee) verklaard en uitgelegd. Zo heeft Jezus tijdens zijn omwandeling op aarde de psalmen uitgelegd aan zijn discipelen, zodat ze deze gingen begrijpen.

Berijmingen
Binnen de Nederlandse en Schotse reformatorische kerken hebben de psalmen dienst gedaan als zangboek. Hiertoe zijn verschillende berijmingen gepubliceerd. De eerste berijmingen stammen uit Frankrijk en zijn van de hand van Clément Marot, de hofdichter van de Franse koning. In het Engelse taalgebied werd vooral de vertaling in het Book of Common Prayer bekend. In Nederland maakten onder andere Willem van Zuylen van Nijevelt, de ook als schilder bekend staande Lucas de Heere, Petrus Datheen, Philips van Marnix en Vondel berijmingen. Later kwamen er nieuwe berijmingen, onder andere de berijming van 1773, en het Liedboek voor de Kerken van 1973. Deze worden nog steeds gezongen op melodieën uit de 16e eeuw, de zogenaamde Geneefse psalmmelodieën.

In de Rooms-Katholieke Kerk vond de eerste postconciliaire vertaling plaats door Huub Oosterhuis (1967) die vijftig psalmen vertaalde en op muziek zette in het boekje 'vijftig psalmen'. Deze psalmen zijn nu nog opgenomen in het zangbundeltje 'Gezangen voor Liturgie' dat in sommige parochies gebruikt wordt. De eerste liturgische vertaling van het gehele psalmboek was van Pater Ad Bronkhorst, O.P. in 1969. Deze psalmvertaling wordt nu gebruikt in het breviergebed voor priesters en kloosterlingen. Een latere vertaling, die opgenomen is in de Willibrord '75 bijbelvertaling was van Ida Gerhardt en Marie van de Zeijde, ook wel bekend onder de naam 'de Dames'. Deze vertaling wordt gekenmerkt door het archaïsch taalgebruik en een eigenzinnige woordvolgorde. Om deze reden gaf de Katholieke Bijbel Stichting een apart boekje uit 'De Psalmen', vertaald door N. Tromp. Deze vertaling kon, met toestemming van de Dames, vervolgens worden opgenomen in de Willibrord '95 bijbelvertaling.

Reformatie

Met de invoering van de reformatie in 1536 in Genève werd de mis tot een reine woorddienst, waarin geen plaats was voor koorzang, voorzang van een priester of instrumentale muziek. De reformator Johannes Calvijn   voelde dit al spoedig als een gemis. Reeds in zijn eerste bekende theologisch werk, de Institutio Christianae Religionis (Basel 1536) spreekt hij over het zingen van psalmen in de eredienst. In de Ordonnances ecclésiastiques uit 1537 schrijven de predikanten van Genève: "Onze huidige gebeden in de eredienst werken zou koud dat het een schande is. De Psalmen Davids zouden ons kunnen aanzetten onze harten tot God te verheffen ... zij zouden ons ertoe kunnen bewegen de roem van Zijn naam door onze lofzang te verhogen."

Calvijn

In 1538 werd genoemde Calvijn na onenigheid met het stadsbestuur uit Genève verbannen en vertrok naar Straatsburg, waar hij onder meer voorganger van de Franse vluchtelingengemeente werd. In Straatsburg leerde hij de gemeentezang en de Duitse bewerkingen van psalmen door Maarten Luther (onder andere "Een vaste burcht is onze God" naar psalm 46) en andere kennen. Calvijn nam dit gebruik over in de Franse gemeente. Hiervoor gebruikte hij berijmingen van de Franse hofdichter Clément Marot en berijmingen van eigen hand. De psalmen werden gezongen op in Straatsburg bekende Duitse melodieën. In 1539 gaf hij een eerste psalmbundel (Aulcuns Pseaulmes et cantiques mys en chant) uit met 22 psalmen en gezangen, waaronder 13 psalmberijmingen van Marot, de tien geboden, de lofzang van Simeon, en de apostolische geloofsbelijdenis. Van psalm 25 en 46 staat vast dat de berijmingen van de hand van Calvijn zelf zijn.

Genève

In 1541 keerde Calvijn terug naar Genève waar hij in 1542 een nieuw gezangboek uitgaf. In 1543 kwam Marot naar Genève en kreeg de opdracht alle psalmen te berijmen. Marot kon dit werk niet voltooien. Zijn werk werd voortgezet door Théodore de Bèze. Er volgende bundels in 1543 (La Forme des Prieres et Chantz ecclesiastiques) en 1551 (Pseaumes octantetrois de David). In 1562 werd uiteindelijk de eerste bundel met alle psalmen uitgegeven. De berijmingen van Calvijn uit de eerste bundel waren hierin allemaal vervangen door teksten van Marot en De Bèze.

Ook de oorspronkelijke Duitse melodieën waren voor het merendeel bewerkt en soms zelfs vervangen door nieuwe composities van Guillaume Franc (cantor, voorzanger en muziekleraar te Genève), Loys (of Louis) Bourgeois en Maistre Pierre (waarschijnlijk Pierre Davantès of Pierre Dagues). Deze melodieën zijn niet, zoals soms wordt gedacht, gebaseerd op volksliedjes uit die tijd, maar speciaal voor de psalmen gecomponeerd. De bekendste melodie uit Calvijns Straatsburgse liedbundel die overgebleven is, is ongetwijfeld de melodie van Mattias Greitter voor psalm 36, later hergebruikt voor psalm 68).
In het Liedboek voor de Kerken staat boven elke melodie een combinatie van één of meer van onderstaande aanduidingen, waaruit de herkomst van de melodie blijkt. Als er twee tegelijk genoemd worden, betekent dit dat de oorspronkelijke melodie bewerkt is:
• Straatsburg 1539
• Genève 1542
• 1543
• Genève 1551
• Loys Bourgeois 1551
• 1554-'56
• Genève 1562
Nederland

Al voor de reformatie waren er Nederlandstalige berijmingen van de psalmen, bijvoorbeeld "Die Delftsche Souter" uit 1480. (Souter is een oud woord voor psalm.) In 1559 verscheen een bundel psalmberijmingen op melodieën van bekende volksliedjes, waarschijnlijk van de hand van Willem van Zuylen van Nijevelt. Deze Souterliedekens werden bekend door driestemmige bewerkingen van Clemens non Papa.
Na het verschijnen van de Geneefse psalmen beginnen verschillende dichters en geestelijken met her maken van Nederlandse berijmingen op de Geneefse melodieën. In 1565 verschijnt van Lukas d'Heere een bundel met ca. 40 psalmen: ‘Psalmen Davids na d' Ebreesche waerheyt en d' alderbeste exemplairen oft translatiën, Liedekinswijs in dichte ghestelt: op de voysen en mate van Clement Marots Psalmen.' Over lange titels gesproken! Ook de dichter Jan Utenhove berijmde psalmen naar het Hebreeuwse origineel en gaf verschillende bundels uit. Postuum verscheen de complete psalter van zijn hand: ‘Johannes Utenhove van Ghendt de Psalmen Davidis in Nederlandischen Sangrijme, London, 1566.'

Datheen

Enkele maanden tevoren waren (eveneens in 1566) de versificaties van Petrus Datheen verschenen (‘Psalmen Davids en andere Lofsangen, uyt den francoyschen Dichte in Nederlandschen overgezet door Petrum Dathenum'), die, zoals de titel zegt uit het Frans waren vertaald. Deze psalmen werden reeds bij de grote hagenpreek van 23 juli 1566 bij Gent gezongen en hebben sindsdien een snel groeiende populariteit verworven. In 1580 verscheen een complete vertaling van Philips van Marnix. Deze vertaling en latere vertalingen van Joost van den Vondel en Jacob Revius hebben de vertalingen van Datheen echter niet kunnen verdringen, ondanks het feit dat deze vertalingen volgens vrijwel alle literatuurcritici van een veel betere kwaliteit zijn.

In de 18e eeuw groeide de weerstand tegen de psalmberijming van Datheen. In 1773 werd een nieuwe berijming van het dichtersgezelschap Laus Deo Salus Populo van Johannes Eusebius Voet en Hendrik Ghysen ingevoerd. Inmiddels was de gewoonte ingeslopen de psalmen uiterst langzaam op noten van gelijke lengte te zingen. In sommige streken werden hierop bovendien geïmproviseerde versieringen gezongen, draai-ommetjes genoemd. Jos. van Yperen beschrijft dit in 1778 als de gewoonte de psalmen ‘in den mond te draaien, te kauwen en door ettelijke verlagingen en verheffingen tusschen de tanden en 't gehemelte slangsgewijze henen te slingeren en te dwarrelen'. Met de nieuwe berijmingen wilde men tevens deze gewoonten aanpakken. De grote weerstand waarop dit stuitte is het onderwerp van de bekende roman Het psalmenoproer van Maarten 't Hart.


De psalmen werden echter ook na 1773 nog op noten van gelijke lengte gezongen. We noemen dat isoritmisch of in gewoon Nederlands niet-ritmisch. Hierin kwam pas in 1938 verandering met de invoering van Psalmen- en Gezangenbundel van de Nederlands Hervormde Kerk. Nu ontstond echter ook de behoefte aan nieuwe berijmingen daar de berijmingen uit 1773 geen rekening hielden met de ritmiek van de Geneefse psalmen. In 1968 kwam een nieuwe berijming gereed door een collectief van dichters bestaande uit Martinus Nijhoff, Willem Barnard, Ad den Besten, Klaas Hanzen Heeroma, G. Kamphuis, W.J. van der Molen, J.W. Schulte Nordholt, Fedde Schurer en Jan Wit. Deze vertaling maakt deel uit van het Liedboek voor de Kerken dat 1973 is uitgegeven en in vrijwel alle protestantse kerken in Nederland gebruikt wordt. Nieuwere vertalingen verschenen in het Gereformeerd Kerkboek (1986, 2006).
Gebruik buiten Nederland
De Geneefse melodieën worden in het Engelse taalgebied onder andere gebruikt in de Schotse reformatorische kerken.
In Duitsland wordt het complete Geneefse psalter gebruikt door de Evangelisch Reformierte Kirche, en is evenals in het Liedboek voor de kerken in zijn geheel voor de gezangen in het liedboek opgenomen. Enkele Geneefse psalmen zijn ook opgenomen in het algemene liedboek van de protestante kerken in Duitsland, het Evangelisches Gesangbuch en in regionale uitgaven daarvan. Oorspronkelijk gebruikte men in Duitsland de in 1573 gepubliceerde vertaling van Ambrosius Lobwasser. In de 19e-eeuw is deze echter verdrongen door de berijming uit 1798 van de in Den Haag werkzame Duits-Nederlandse predikant Matthias Jorissen.
Een opmerkelijk liedboek is de in 1582 gepubliceerde bundel Psalmen Davids in allerlei Teutsche Gesangreimen gebracht van katholiek (contra-refomatorische) priester, bijbelvertaler en rector van de Keulse universiteit Caspar Ulenberg. De melodieën in deze psalter zijn direct uit het Geneefse psalter overgenomen of zijn bewerkingen hiervan. In het Duitse katholieke liedboek Gotteslob zijn ca. 10 psalmen van Ulenberg overgenomen.
Ook in de Hongaarse Gereformeerde Kerk worden psalmen op de Geneefse melodieën gezongen

De Psalmen II >>

In de vorige uitgave van “Korenmaat” (december 2007) werd een begin gemaakt met een tweedelige serie over de Psalmen. In het eerste deel hebben we gekeken naar de Psalmen als Bijbelboek en we hebben de geschiedenis van de Psalmen uitvoerig belicht. We hebben stilgestaan bij het werk van Calvijn en gezien hoe hij Psalmbundels uitgaf met eigen berijmingen. Ook de latere berijming van Datheen en verschillende Nederlandse berijmingen kwamen aan de orde.
In dit deel gaan we kijken naar met name het muzikale aspect van onze Psalmen: waar komen de melodieën vandaan en wie schreef ze. Ook gaan we het verband zien tussen onze oude kerktoonsoorten en de Psalmmelodieën.
Oorsprong
De oorspronkelijke melodieën van de psalmen zijn niet bekend, simpelweg omdat de Israëlieten geen notenschrift kenden. Daarom zijn ze niet genoteerd en dus ook niet aan ons overgeleverd. In deel I hebben we kunnen lezen dat in de tijd dat Calvijn in Straatsburg verbleef de Psalmen werden gezongen op in Straatsburg bekende melodieën. Als Calvijn in 1562 een volledig nieuwe Psalmbundel doet verschijnen (hij is dan weer teruggekeerd in Genevé) zijn de Psalmen voorzien bewerkte Duitse melodieën of nieuwe composities van Guillaume Franc, Lois Bourgeois en Maistre Pierre.
In het Liedboek voor de Kerken staat boven elke melodie een combinatie van één of meer van onderstaande aanduidingen, waaruit de herkomst van de melodie blijkt. Als er twee tegelijk genoemd worden, betekent dit dat de oorspronkelijke melodie bewerkt is:
• Straatsburg 1539
• Genève 1542
• 1543
• Genève 1551
• Loys Bourgeois 1551
• 1554-'56
• Genève 1562
De Geneefse psalmen (ontstaan in de periode dat Calvijn werkzaam was in Geneve) zijn vooral binnen de calvinistisch georiënteerde kerken verbreid, om het dan maar eens calvinistisch uit te drukken. In deze kerken speelde (en speelt nog vaak) kerkmuziek namelijk een veel minder belangrijke rol dan in bijvoorbeeld de Lutherse kerken. In de “calvinistische” eredienst werd uitsluitend eenstemmig gezongen. Meerstemmige en instrumentale bewerkingen waren uitsluitend voor huiselijk of concertant gebruik bedoeld. Een gevolg is o.a. dat het aantal composities dat een Geneefse psalm als uitgangspunt heeft hierdoor veel minder is dan het aantal werken dat is gebaseerd op kerkliederen uit de (Duitse) Lutherse traditie. Bekend zijn de vierstemmige koorzettingen en motetten van Claude Goudimel geworden. Minder bekend zijn de composities van Claude Lejeune uit dezelfde tijd en de bewerkingen van Clément Janequin en Paschal de l'Estocart.
Jan Pieterszoon Sweelinck schreef verschillende psalmvariaties voor orgel en psalmmotetten voor koor. Anthonie van Noordt schreef in dezelfde stijl orgelcomposities over deze melodieën.
Orlando di Lasso maakte samen met zijn zoon Rodolpho driestemmige bewerkingen van de psalmen van Caspar Ulenberg, waarvan de melodieën grotendeels op de Geneefse melodieën zijn gebaseerd.

Een klein aantal Geneefse psalmen vond zijn weg in de Lutherse kerkmuziektraditie. Hierdoor vinden wij een aantal Geneefse melodieën terug in de composities van onder meer
Johann Sebastian Bach. Bach was namelijk ook werkzaam binnen de Lutherse kerk van zijn tijd.
Componisten uit het recentere verleden die zich door het Geneefse psalter lieten inspireren, zijn onder andere: Zoltán Kodály, Frank Martin en Arthur Honegger.

De Geneefse melodieën vormen een opvallend homogene verzameling. Naast het feit dat de melodieën in vrij korte tijd door een klein aantal componisten zijn geschreven, zijn er een aantal opvallende kenmerken waaraan alle melodieën voldoen.
• Er word gebruik gemaakt van de zogenaamde kerktoonsoorten
• De melodieën hebben een omvang van hoogstens één octaaf
• Gebruik van uitsluitend halve- en kwart noten (een kwart noot is één tel, een halve noot twee).
• Iedere frase / fragment begint en eindigt met een halve noot.
• We zien een halve rust na ieder frase.
• Geen gepuncteerde noten.
• Er komen geen melisme in voor.
Dat laatste niet alledaagse woord vraagt wellicht enige uitleg.
Melismatiek is, in de muziek althans, het zingen van meer noten op één lettergreep. Zo'n lettergreep noemt men een melisme. Melismes (meerwoud van melisme) komt men vooral tegen in het Gregoriaans, het Italiaanse Belcanto, en in Turkse- en Arabische muziek. Een voorbeeld van melismatiek is ook het Wilhelmus in de bewerking van Adriaen Valerius. Hij voorzag de oorspronkelijk Franse melodie van buigingen als: "Wilhelmus va-han Na-hassouwe ben ick van Dui-huitschen bloet".
Psalmen met dezelfde melodie
Voor de 150 Psalmen uit ons psalmboek zijn er 124 melodieën. Er zijn dus Psalmen die een gelijke melodie kennen. 104 melodieën komen één keer voor, 15 melodieën komen twee keer voor, 4 melodieën komen drie keer voor en één melodie komt zelfs vier keer voor. Dat is de bekende Psalm 24 waarvan de melodie ook terugkomt bij de Psalmen 62, 95 en 111.
Psalmen met dezelfde melodie zijn:
• psalm 5 en 64
• psalm 14 en 53
• psalm 17, 63 en 70
• psalm 18 en 144
• psalm 24, 62, 95 en 111
• psalm 28 en 109
• psalm 30, 76 en 139
• psalm 31 en 71
• psalm 33 en 67
• psalm 36 en 68
• psalm 46 en 82
• psalm 51 en 69
• psalm 60 en 108
• psalm 65 en 72
• psalm 66, 98 en 118
• psalm 74 en 116
• psalm 77 en 86
• psalm 78 en 90
• psalm 100, 131 en 142
• psalm 117 en 127
Dit rijtje staat overigens in veel Psalmboeken afgedrukt.

Kerktoonladders
Schrijven over kerktoonladders is voor niet muzikaal onderwezen mensen niet echt eenvoudig omdat het simpelweg best lastig is te begrijpen. We gaan echter toch een poging doen om uit te leggen wat kerktoonsoorten nu precies zijn omdat ze bij de Psalmen horen.
Kerktoonladders zijn de 6 of 7 toonladders (stijgende of dalende opeenvolging van tonen) uit wat we noemen de modale muziek. Het zijn diatonische toonladders (toonladder met hele- en halve tonen) van 8 tonen, met telkens twee halve afstanden (wat we een kleine secunde noemen) en vijf hele afstanden (wat we een grote secunde noemen). Dit zogeheten diatonische systeem is voor het eerst gebruikt door de Grieken.
Uit deze oude diatonische toonladders ontwikkelde zich in de loop van de muziekgeschiedenis het diatonische systeem van majeur- en mineurtoonsoorten, bij ons vaak bekend als de do-re-mi toonladder.
In veel Psalmboeken staan boven de Psalmen woorden als Dorisch, Phrygisch, Aeolisch etc. Die geven aan welke toonladder voor de betreffende melodie is gebruikt. De namen van deze toonreeksen zijn afkomstig van de Grieken. Zij hebben eertijds de toonladders namen gegeven van hun landstreken.
Kerktoonladders kunnen op de volgende manier eenvoudig geconstrueerd worden:
Neem de witte toetsen van een piano en speel steeds 8 opeenvolgende witte toetsen.

• Ionisch: begin (tonica) op C (majeur toonladder)
• Dorisch: begin op D
• Frygisch: begin op E
• Lydisch: begin op F
• Mixolydisch: begin op G
• Aeolisch: begin op A (mineur toonladder)
• Locrisch: begin op B

Daaronder zijn er nog de volgende (afgeleide) toonladders:
• Hypolydisch: begint op lage C
• Hypomixolydisch: begint op lage D
• Hypoaeolisch: begint op lage E
• Hypolocrisch: begint op lage F
• Hypoionisch: begint op lage G
• Hypodorisch: begint op lage A
• Hypofrygisch: begint op lage B

Het voorvoegsel hypo- geeft aan dat de intervallenreeks dezelfde is, maar dat de toonladder begint op de dominant (met dominant wordt in de muziektheorie de 5e toon aangeduid van de diatonische toonladder, dus een kwint (is vijf tonen) boven de tonica (grondtoon).
Bij en hypodorische melodie bewoog die melodie zich dus rond de grondtoon re, in een dorische meest boven de re. (De grondtoon kon op C,D,E,F,G,A of B liggen, notaties als Eb (es, E-mol) kende men toen nog niet).
De kerktoonladders waarover we het hier hebben zijn gebaseerd op de toonreeksen / toonladders van de Byzantijnse kerk. In de tijd van Karel de Grote probeerde men de kerk in allerlei opzichten te standaardiseren en uniform te maken. In muzikaal opzicht werd er het nodige “geleend” bij de buren, bij Byzantium (het Grieks sprekende Romeinse rijk).
In het boek Dodekachordon (1547) van Glareanus werden de nieuwe toonladders beschreven. Vanaf toen werden deze toonladders door de kerk geaccepteerd als bestaande toonladders.

Tot zover een stukje historie. Als u heeft geprobeerd op een piano of orgel een toonladder te spelen zult u gemerkt hebben dat dat eigenlijk heel eenvoudig is. Het wordt lastiger als we gaan harmoniseren. Denk aan het zingen in de kerk; de organist speelt een Psalm niet eenstemmig (alleen de melodie) maar vaak vierstemmig. Naast de melodie komen er dus nog drie noten bij. In principe gebruikt hij daarbij de noten uit de toonladder waar de melodie op is gebouwd.
Wat we vaak zien is dat niet alleen de noten uit de toonladder worden gebruikt maar dat een organist ook gebruik maakt van zogenaamde alteraties. Een alteratie wil zeggen dat een incidentele toon een halve secunde wordt verhoogd of verlaagd. Stel dat in de toonladder een g voorkomt dat kan die noot dus worden verhoogd tot een gis of verlaagd tot een ges. Dat noemen we dus een alteratie. Als we dus bij het harmoniseren van onze Psalmmelodieën daar waar gewenst noten altereren ontstaan er veel meer mogelijkheden om te harmoniseren. Simpelweg eigenlijk omdat er meer noten tot je beschikking   staan.

Belangrijk is hierbij ook dat door gebruik te maken van alteraties de klank wezenlijk veranderd. Door andere akkoorden ontstaan er andere klanken. En door die andere klanken ontstaan er andere sferen. 

Zangtechniek A Essers >>

ZINGEN IS EEN KUNST

De Kunst van het zingen - Een praatje over zangtechniek

Eén van mijn zangpedagogen schreef een boek onder bovengenoemde titel. Hij had gelijk: zingen is een kunst! Hij had grote liefde voor zijn vak en zijn pupillen hebben veel van hem geleerd. Zingen is een natuurlijke zaak en een natuurlijke mogelijkheid om je te uiten. Bovendien is het een voordeel dat de zanger zijn eigen instrument bij zich heeft. Zo'n instrument moet echter wel onderhouden worden. Babies doen dat heel goed met hun gebrabbel, met hun ma-ma-ma en pa-pa-pa   en ook andere geluiden die klankvol zijn en gedaan worden met een natuurlijke goede mondstand. Hieruit blijkt al, dat het niet alleen om goede klank gaat maar ook om een duidelijke uitspraak.Veel zangers letten alleen op klank en   de woorden zijn onverstaanbaar. Toch zijn er onder al deze “amateurs” ook natuurlijke talenten.

Soms krijg je deze mensen op zangles en net als iedere beginneling krijgen zij les in stemvorming en adembeheersing. Dan sta je er versteld van hoe vlot zij de resonansoefeningen oppakken en een juiste mondstand aanleren. Toch hebben ook deze leerlingen bepaalde manco's, zoals de plaatsing van de ademsteun   en de verdeling van de adem over een zin. Bij het zingen doet je hele lichaam mee. Ik zeg wel eens : probeer maar adem uit je tenen te halen ! Met andere woorden, probeer zo laag mogelijk te ademen. Bovendien wordt je houding dan ook anders. Je gaat beter rechtop staan. En bij het “volpompen” de schouders naar achteren trekken bij het laatste restje ademhalen. En niet, zoals zovelen doen, omhoog gaan met de schouders want dan ben je alle opgespaarde adem weer kwijt! Zo kun je geen volzin volledig   zingen. En met een lied is het toch niet de bedoeling dat je elke regel in stukjes snijdt en op de meest onverwachte plaatsen ademhaalt. Je zingt een lied als een “kabbelend beekje”, vloeiend dus. Dat valt in het begin niet mee, maar met enige oefening en goede aanwijzingen valt dit wel te leren. Bij kortademigheid, verkoudheid e.d. neemt men wel eens een noodsprong door extra adem te nemen, maar dat is dan ook een droeve noodzaak!

We gaan ons nu in de uitspraak verdiepen. Niet alleen is de klank belangrijk, de plaatsing van de medeklinkers is eigenlijk veel belangrijker. Zij trekken als het ware de klank mee . Dus duidelijk de “d “, de “t “, de “n “en andere medeklinkers uitspreken en dan liefst met ronde mond, vanuit de “oe”zoals “moe”en “noe”. Bij verdere vordering volgen dan Vocalises, Dat zijn melodieën, waarmee je de klinkers en medeklinkers oefent. Voor velen een aangenaam tijdverdrijf, want je zingt dan al echt! Later komen daar dan de liederen met hun interpretatie bij. In dit praatje heb ik niet alles uiteen kunnen zetten, maar ik hoop er u   enig inzicht mee te hebben gegeven. Beschouwt u het bovenstaande maar als een inleiding tot de kunst van het zingen.

Annette Essers

Goed ademhalen >>

ZINGEN IS EEN KUNST
Door Anette Essers

Goed ademhalen, dat lucht op!

Het is zomer. De zon schijnt en de temperatuur lokt een ieder naar buiten!
Als je dan naar buiten gaat, is het eerste dat je doet: flink, diep ademhalen!
Goed zo, want dat is o zo belangrijk, het komt je gehele gezondheid ten goede.
Het is niet te geloven hoeveel mensen gebrekkig ademhalen, hetgeen allerlei vervelende kwaaltjes kan bevorderen.
Op allerlei manieren probeert men de mensheid beter adem te laten halen, er zijn diverse oefeningen voor. Ook bij de zanglessen wordt veel aandacht aan een goede ademhaling besteed. In het begin is dat de hoofdzaak van de les, samen met de klankoefeningen. De lucht is namelijk onze grondstof. De ademhaling vernietigt giftige stoffen en geeft de longen nieuwe kracht door het toestromen van de zuurstof en het verhoogt onze levensvreugde.

Van de ademhalingsfunctie is een regelmatige en diepe uitademing het belangrijkste. Hoe langer en rustiger de uitademing is, des te beter zal hij of zij kunnen zingen. Ook dienen de ademhalingsresten   zonder geluid uitgeademd te worden, want een muzikale frase vraagt niet altijd een totale uitademing.
Ontspanning   en zelfbeheersing zijn hierbij tevens belangrijk. En juiste ademhaling verhoogt ook de energie!  

Tot slot geef ik u enige praktische oefeningen door.

1. Deze eerste oefening kan zowel staande als liggende worden uitgevoerd.
U gaat rechtop staan en neemt een kleine spreidstand. De armen hangen slap langs het lichaam. Nu ademt u door de neus in en brengt de armen langs het hoofd omhoog. U probeert de   adem 4 tellen vast te houden voordat u aan de uitademing begint. Dan langzaam uitademen en de oorspronkelijke positie weer innemen .
2. Dezelfde oefening, maar nu, als u de adem 4 tellen vasthoudt de armen als takken heen en weer bewegen. Verder weer langzaam uitademen.
3. Inademen en armen opzij brengen. Verder als oefening nr.1.
4. Als oefening 3, maar als u de adem 4 tellen vasthoudt de armen als de vleugels van een vogel heen en weer bewegen.
Na de diepe ademhalingsoefeningen dient u wel steeds te ontspannen.

Ook het tijdstip van de oefeningen kan in het geding zijn. Sommigen van u zullen liever 's morgens oefenen; anderen 's middags of 's avonds. Dat hangt van het type mens af. Als u een dag slecht gedisponeerd bent is het mogelijk om met bewuste ademhalingen uw psychische evenwicht te herstellen. Pas daarna begint u met de vocale oefeningen.

De ademhaling beheerst ons bestaan, met andere woorden: we zingen zoals we ademen!

Annette Essers

Het Orgel >>


In de komende afleveringen van Korenmaat willen we u laten kennismaken met verschillende muziekinstrumenten. U heeft als koorlid heeft ongetwijfeld   tijdens een van de uitvoeringen van het koor kennis gemaakt met instrumenten als de fluit, hobo, trompet, piano of orgel. Vaak worden koren begeleid door een of meerdere muziekinstrumenten. Dat kan zijn omdat componisten dat hebben voorgeschreven, het kan ook zijn dat de muzikanten voor en tussenspelen verzorgen en enkele solo's spelen.

n de eerste aflevering van deze serie staat het orgel centraal. Omdat het orgel is toch wel het instrument wat een hoofdrol vervult bij de begeleiding van onze koren, mag dit instrument de spits afbijten.

Het orgel is een oud instrument. Het dankt zijn ontstaan aan een ander zeer oud instrument, namelijk de fluit. Fluiten werden met elkaar verbonden en zo ontstond de panfluit. En door de verschillende “fluiten” op een houten kastje te plaatsen, een primitieve windlade dus, en dat van lucht te voorzien ontstond een instrument wat we mogen beschouwen als het eerste orgel. Later bracht men ventielen aan die met een primitief toetsenbord konden worden geopend en zo ontstond gaandeweg het orgel.

Door de eeuwen heen ontwikkelde het orgel zich tot een veelzijdig instrument met veel verschillende klankkleuren. De fluiten van vroeger zijn orgelpijpen geworden. Orgelpijpen zijn er in verschillende vormen en afmetingen, elk met een eigen klankkleur. Die verschillende klankleuren noemen we registers. De registers kunnen we onderverdelen in registerfamilies. Zo kennen we bijvoorbeeld Prestanten, Fluiten en tongwerken. De Prestant staat in het front van het orgel (Pré betekent voor, dus vooraanstaand). De overige pijpen zijn geplaatst op een soort grote houten kist die we de windlade noemen.

Het primitieve toetsenbord van weleer is inmiddels geworden tot een heuse speeltafel met vaak twee of meerdere klavieren. Elk klavier is verbonden met een eigen windlade. Een complexe mechaniek zorgt ervoor dat door het indrukken van een toets in de windlade ventielen worden geopend waardoor er lucht in de orgelpijp kan stromen zodat die tot klinken komt. Elke toets heeft een eigen ventiel, ook wel klep genoemd. De klavieren kunnen onderling aan elkaar gekoppeld worden. Zo bespeel je dus meerdere klavieren tegelijk. De verschillende registers kunnen in- en uitgeschakeld worden door slepen in de windlade. Die slepen worden bediend door de registertrekkers die bij de speeltafel zijn gegroepeerd. U ziet wel eens een organist een register in- of uittrekken tijdens het spelen. Daarmee bedient hij dus een sleep waardoor het register in- of uitgeschakeld word. Als alle registers open staan speelt een organist met “het volle werk”.

Het orgel heeft veelal een hoofdrol bij de koorbegeleiding. De belangrijkste reden hiervoor is dat er heel veel verschillende klankkleuren mogelijk zijn en het orgel heel zacht of juist heel luid kan spelen. Bovendien is de klank van bepaalde registers vrij intens. Daardoor heeft een orgel draagkracht en valt er goed bij te zingen. Dat verklaart dus ook waarom er al eeuwen lang in de kerken wordt gezongen met orgelbegeleiding. Geen enkel ander instrument is in staat een grote menigte mensen te ondersteunen bij hun zang.

Enkele interessante wetenswaardigheden:

Het oudste bespeelbare orgel ter wereld staat in Sion, een plaats in Zwitserland. Het is gebouwd omstreeks 1435.

De houten omtimmering, oftewel de orgelkas, van een van de oudste nog bestaande orgels ter wereld bevindt zich in de Koorkerk te Middelburg. Het zeer waardevolle binnenwerk van dit instrument wordt op een andere plaats bewaard. Het werd oorspronkelijk gebouwd voor de Nicolaikerk in Utrecht door Peter Gerritsz in 1479.

In de Grote kerk in het Noordhollandse Oosthuizen vinden we het oudste nog klinkende pijpwerk van ons land.

Het grootste orgel ter wereld staat in Atlantic City, in de Convention Hall of the organ society. Het telt 7 klavieren, maar liefst 336 (!) registers en ca. 33.183 pijpen.

Ter indicatie: een toch wel omvangrijk orgel in Nederland, zoals in de Laurenskerk in Rotterdam heeft 4 klavieren en telt 85 stemmen.

Hans v.d. Maten

Het orgel is een beelt van 't leven hier beneden
Veel pijpen staender in verdeelt in haar geleden
Een ieder heeft sijn plaats, een ieder syn geschrei.

Jacob Revius
(1589-1658)

Paasoratorium >>

Paasoratorium “Van Liefde Ongekend”
geschreven door Johan Bredewout en Hans de Ruiter

Op 20 maart 2008, de donderdag voor Pasen is het het Passie- Paasoratorium “Van Liefde Ongekend” in première gegaan. Dit grootse werk is geschreven door componist Johan Bredewout en tekstdichter Hans de Ruiter. Het werk bestaat uit twee delen: een passie- en een paascantate. Beide zijn afzonderlijk te verkrijgen.

Tekst

Bij het schrijven van dit oratorium is in hoofdzaak uitgegaan van de wijze waarop de evangelist Marcus het lijden en opstanding van de Heer Jezus Christus verhaalt. Het evangelie van Marcus is kort en bondig; het lijkt wel of de schrijver haast heeft. Zo wordt de lezer gegrepen door de ernst en betekenis van dit gebeuren, en bovenal door de grenzeloze liefde van Jezus voor zijn volgelingen, de mensenmassa en zelfs voor zijn grootste vijanden.
Dat is het centrale thema van het oratorium: “VAN LIEFDE ONGEKEND”. De titel is ontleend aan het bekende Engelse lied ““My song is love unknown”.” van Samuel Crossman (1664). De vertaling hiervan heeft een centrale plaats in het werk. De gesproken gedeelten zijn bewerkingen van teksten uit het Marcus-evangelie en worden afgewisseld door gezongen commentaren en overwegingen. Het oratorium “Van Liefde Ongekend” bestaat uit twee delen: De cantate “Lam Gods” en de cantate “Christus Is Waarlijk Opgestaan”. Het is een boodschap van overwinning op het kwaad en van hoop op een glorieuze toekomst met onze Heer.

Muziek

Beide cantates zijn afzonderlijk uit te voeren. Het is dus goed mogelijk om in de lijdensweek alleen de cantate “Lam Gods' uit te voeren, en op Paasmorgen of 2e paasdag de Paascantate. Er is wel gezorgd voor een muzikale samenhang tussen de beide cantates, zodat voor een Passie-concert het gehele oratorium ook zeer geschikt is .
Er zijn verschillende bekende koralen in dit oratorium verwerkt, meer dan in de voorgaande Oratoria van Johan Bredewout en Hans de Ruiter.
Voorbeelden hiervan zij de melodieën van “Jezus leven van mijn leven”, “Is dat is dat mijn Koning” en “U zij de glorie”. Er is ook plaats voor samenzang in het oratorium ingeruimd.
Omdat de voorbereidingstijd voor de lijdenstijd en Pasen vaak kort is zijn de koorpartijen eenvoudig gehouden, en bestaat vooral in de eerste cantate uit korte delen, afgewisseld door tekstlezingen en koralen, met een wat uitgebreider slotdeel.

De instrumentatie is eveneens   toegespitst op de praktijk: er is een basisbezetting   die in groepen kan worden uitgebreid al naar gelang de mogelijkheden van het uitvoerend koor:

Basisbezetting:

Koor SATB   met orgel-   en pianobegeleiding
Toevoeging 1 : fluit/hobo/ 2 trompetten.
Toevoeging 2 : strijkers 1e viool, 2e viool , altviool, cello, contrabas

Uitgave: zichtexemplaren + demo en gehele uitvoering op CD o.l.v de componist   vanaf oktober / november 2008 bij PromusicPublishing Nunspeet.

Beide cantates zullen apart leverbaar zijn. Ook zullen enkele delen afzonderlijk worden uitgegeven.

De Psalmen III (slot) >>

Psalmen deel III (slot)

In twee voorgaande afleveringen hebben we gekeken naar de oorsprong van de Psalmen. Hoe zijn ze ontstaan, wie schreef ze en welke vertalingen en bundels zijn er in de loop der jaren verschenen. We hebben ook het ontstaan van de verschillende Psalmmelodieën belicht en zijn ingegaan op de kerktoonsoorten die alles met de oorspronkelijke Psalmmelodieën van doen hebben.
In deze laatste aflevering gaan we zien hoe ook vandaag de dag nog componisten, dirigenten   en tekstschrijvers geinspireerd worden door de Psalmen.

Loop een beter gesorteerde (serieuze) CD winkel binnen en je ziet CD's in de rekken liggen met Psalmen. Vaak ook met alleen maar Psalmen. Blijkbaar vinden dirigenten nog steeds ergens een aanleiding om met hun koor een geluidsdrager op te nemen met enkel Psalmen. Vaak zijn het bewerkingen van de oorspronkelijke melodieën, maar ook zien we nieuwe koorwerken die op de Psalmen zijn gebaseerd.

In het verleden waren het componisten als Franck en Mendelsohn die prachtige werken op basis van de Psalmen schreven. Van de laatstgenoemde zijn Psalm 42, 95 en 115 met name bekend. Ook de Nederlandse organist en componist Sweelinck schreef verschillende composities over de   Psalmen. Bekend is ook de Psalmensymphonie van Igor Stravinsky.

Vandaag de dag zijn er ook nog steeds verschillende componisten die zich geinspireerd weten door de Psalmen. In “onze”   koorwereld zijn verschillende componisten doende met het schrijven van muziek die betrekking heeft op de Psalmen of bewerkingen ervan.

Johan Bredewout schreef de muziek voor een serie Psalmen onder de titel
“De Lofzang Ononderbroken”. De teksten voor deze bundel zijn van de hand van Hans de Ruiter, Jan Blei en Hans Bouwma. Het zijn vrije teksten die echter geënt zijn op ons Psalmen. Treffend heeft Johan Bredewout kans gezien melodiën te schrijven voor deze teksten. Mede door de afwisselende harmonisaties en door de aansprekende teksten is zo een bundel ontstaan die al jaren lang bij veel koren erg geliefd is.

Henk van der Maten schreef inmiddels ook een serie koorwerken op basis van de Psalmen. Inmiddels zijn er in deze serie 12 werken van zijn hand verschenen. Ook voor deze werken geldt dat er een toenemende belangstelling voor bestaat. De teksten zijn voor veel mensen aansprekend en herkenbaar en de muziek is verrassend en eigentijds.

Duidelijk is dus wel dat de Psalmen nog altijd een bron van inspiratie vormen. De Psalmen zijn dan ook uniek in die zin dat ze opgetekend staan de de Bijbel, het woord van God. Dat is een groot verschil met alle andere geestelijke liederen die wij als christenen kennen. Hoe goed en mooi ook hun teksten kunnen zijn en hoe fraai hun melodie, de Psalmen hebben door hun oorsprong Schriftgezag.

Het is wel jammer dat er behalve al het goede nieuws over de Psalmen ook minder goed nieuws te melden is. Dat heeft alles te maken met ons mensen, die allemaal verschillend denken en maar al te vaak de ander weinig ruimte gunnen. Zo zien we door de tijd heen voortdurend discussies over de verschillende berijmingen de kop op steken en is er vandaag de dag ook nog steeds een behoorlijk verschil waarneembaar voor wat betreft de manier waarop wij tijdens de zondagse erediensten onze Psalmen aanheffen.

Er zijn kerken waar de Psalmen ritmisch worden gezongen maar er zijn ook nog steeds kerkverbanden waar de Psalmen niet ritmisch worden gezongen. Het niet ritmisch zingen wordt ook wel aangeduid met “het zingen op hele noten”. Dat is feitelijk natuurlijk een verkeerde term; eigenlijk zingt men op halve noten. In elk geval hebben de noten allemaal dezelfde notenwaarde en is het ritme er dus uitgehaald. Er bestaat nog steeds veel onenigheid over het ontstaan van het niet ritmische zingen. En ook wordt gezegd dat deze wijze van zingen de enige juiste zou zijn. Anderen beweren het tegendeel. In de Bijbel wordt veel gezegd over het zingen, maar niet of dat ritmisch of niet-ritmisch moet zijn.

Als we de geschiedenis induiken is één ding als snel duidelijk: de Psalmmelodieën zijn van oorsprong ritmisch genoteerd. De liedbundels waartoe Calvijn in Straatsburg en Geneve het initiatief nam waren ritmisch getoonzet. Daar kan dus geen discussie over zijn. De vraag is dus: wanneer is het niet ritmische zingen ontstaan en wat is de reden geweest.

Het niet ritmische zingen is in het begin van de 17e eeuw in gebruik geraakt toen de psalmberijming van Datheen gezongen werd. Het metrum van tekst en melodie ging zodanig tegen elkaar in, dat de melodieën als moeilijk werden ervaren en het niet-ritmisch zingen vergemakkelijkte dit. De invoering van het niet-ritmisch zingen heeft dan ook geen bijbelse achtergrond, maar is van musicologische aard.

Bij het uitkomen van de Psalmberijming in 1773 werden de Psalmen dus al al op noten van gelijke lengte gezongen. Bekend is ook dat in bepaalde streken allerhande versieringen werden toegevoegd. Jos. van Yperen beschrijft dit in 1778 als de gewoonte de psalmen ‘in den mond te draaien, te kauwen en door ettelijke verlagingen en verheffingen tusschen de tanden en 't gehemelte slangsgewijze henen te slingeren en te dwarrelen'. Pogingen om deze gewoonten de kop in te drukken mislukten. De grote weerstand waarop dit stuitte is het onderwerp van de roman Het psalmenoproer van Maarten 't Hart.

De psalmen werden ook na 1773 nog op gelijklange noten, dus niet ritmisch gezongen. Hierin kwam pas in 1938 verandering met de invoering van Psalmen- en Gezangenbundel van de Nederlandse Hervormde Kerk. Bepaalde kerkverbanden gingen over tot het ritmisch zingen. Anderen echter bleven zingen zoals ze gewend waren.

In de reformatorische kerken zingt men ook vandaag de dag nog overwegend niet ritmisch. Het is een traditie geworden waaraan men vasthoud. Het ombuigen van die traditie gaat veelal gepaard met heftige discussies tussen voor- en tegenstanders. Alleen al om die reden wordt in veel kerken het onderwerp gemeden en blijft men zingen zoals men dat gewend is.

Wat blijft is dat de kerk Psalmen zingt, ritmisch of niet ritmisch. Ook al is er door de eeuwen heen een schat aan liederen en gezangen bijgekomen, de Psalmen blijven een centrale plaats innemen in de Kerk.

“Zingt vrolijk in verheven Psalmen”!

Hans vd M

Koperen blaasinstrumenten >>

Koperen blaasinstrumenten; de trompet

Nadat we in de vorige aflevering van Korenmaat aandacht aan het orgel hebben geschonken, is nu de beurt aan de trompet.

De trompet hoort bij de groep koperen blaasinstrumenten, evenals de hoorn en de trombone.
Het geluid van de trompet ontstaat doordat de ademstroom de lippen in trilling brengt die vervolgens door het mondstuk van de trompet worden versterkt en omgezet worden in klank.

Geschiedenis

Vroeger gebruikte men dierenhoornen   om de menselijke stem te versterken, later om er op te spelen. Er zijn instrumenten uit de bronstijd gevonden die familie van de trompet zijn. In de Bijbel (Numeri 10) is er sprake van dat God Mozes 2 zilveren trompetten laat maken om het volk in vergadering bijeen te roepen, of om alarm te blazen.. Voor de Tempeldienst ten tijde van David en Salomo werden 10 tot 120 trompetten geëist. De trompet was het priesterinstrument bij uitstek.
Later werden de trompetten gebruikt door stadstrompettisten op de muren rondom de stad en ook door militairen. Hun functie was mensen te attenderen op brand, oorlog en belangrijke ceremoniën.

Vorm

De trompet was oorspronkelijk een lange cilindrische buis uit één stuk van ongeveer 3 meter lengte. In de middeleeuwen, toen men ijzer kon buigen, is de buis gevouwen en was de trompet handzamer. (zie voorbeeld). Aan de ene kant van de buis zit het mondstuk en aan de andere kant de beker.
Op de trompet kon men slechts natuurtonen blazen (zie voorbeeld 2) door de lippen meer of minder aan te spannen. In het hoge register waren melodieën mogelijk. J.S. Bach heeft in zijn cantates daar dankbaar gebruik van gemaakt. Later werden er ventielen aan de buis toegevoegd (1839). De buis kon zo langer gemaakt worden waardoor chromatisch spelen (alle tussenliggende tonen) mogelijk was. De moderne trompet is 140 cm lang.

Familie

De trompetfamilie is uitgebreid, al zullen de meeste soorten trompetten vanwege de geringe verschillen niet bij iedereen bekend zijn. De meest gebruikte trompet is de Bes-trompet (zie voorbeeld) daarnaast is er een C-trompet, D-trompet en een Es-trompet. Het verschil tussen deze trompetten wordt gevormd door de stemming en de klank: hoe hoger het instrument hoe ijler de klank.
Daarnaast is er de piccolo-trompet (zie voorbeeld); deze wordt ook wel de Bach-trompet genoemd, maar dat is een foute benaming. Zoals we reeds meldden was de trompet bij Bach 3 meter lang; de piccolo trompet is slechts 70 cm. Bovendien is de klank van de piccolo trompet ook niet te vergelijken met die van de baroktrompet. Toch wordt tegenwoordig veel muziek uit de barok op piccolo-trompet gespeeld. Als je dit zou doen op een gewone bes-trompet wordt de muziek erg log; de piccolotrompet is transparant en heel speels van klank. Het instrument is vooral bekend geworden door de franse trompettist Maurice André.


Naast alle genoemde trompetten kennen we nog de bugel of flügelhorn; dit instrument behoort bij de zogeheten Saxhoorn-familie. Het heeft een warme volle toon vanwege de boring van de beker, die veel groter is dan de trompet; de lengte van het instrument is wel hetzelfde, dus de toonhoogte is gelijk.

Muziek

Zoals al genoemd is er lang geleden al muziek geschreven voor trompet. In de Renaissance waren er vele koperensembles die de vocale muziek in kerken ondersteunden. De Barokperiode kan worden gezien als het hoogtepunt voor de trompet, daarna (bij Mozart) had het instrument een totaal andere functie (vulnoten). Weer later, toen de ventielen uitgevonden waren, kreeg de trompet opnieuw een belangrijkere functie in het orkest (bij bijv. Mahler). Daarnaast is de trompet altijd in de militaire muziek aanwezig geweest. Hieruit zijn onze harmonie- en fanfare orkesten ontstaan. Ook in de jazzmuziek kreeg de trompet een belangrijke functie.

Techniek

Als we de blaastechniek helemaal uit gaan leggen wordt het een wellicht een beetje te veel, maar een enkele opmerking is misschien wel interessant.
Hoge en lage tonen zijn zoals al gezegd mogelijk door het aanspannen van de lippen. Dit behoeft veel training. Het “raken” van de goede noten is een intensieve studie, die je elke dag moet bijhouden, evenals de toonvorming. De vingertechniek is een minder belangrijk element.

Solo-instrument

Tijdens koorconcerten wordt er ook veelvuldig van trompetten gebruik gemaakt. Wie kent niet van eerdere tijden De Gebroeders Brouwer die vele koorconcerten hebben opgeluisterd met hun spel. De combinatie van orgel en trompet kan fantastisch zijn. Het mooie van een trompet is dat de klank hartverwarmend en lyrisch kan zijn, maar ook feestelijk en sterk.
Deze twee elementen proberen we altijd te combineren tijdens de concerten die wij als duo in den lande verzorgen.

Trompetduo Arjan en Edith

Koperen blaasinstrumenten >>

Koperen blaasinstrumenten; de trompet

Nadat we in de vorige aflevering van Korenmaat aandacht aan het orgel hebben geschonken, is nu de beurt aan de trompet.

De trompet hoort bij de groep koperen blaasinstrumenten, evenals de hoorn en de trombone.
Het geluid van de trompet ontstaat doordat de ademstroom de lippen in trilling brengt die vervolgens door het mondstuk van de trompet worden versterkt en omgezet worden in klank.

Geschiedenis

Vroeger gebruikte men dierenhoornen   om de menselijke stem te versterken, later om er op te spelen. Er zijn instrumenten uit de bronstijd gevonden die familie van de trompet zijn. In de Bijbel (Numeri 10) is er sprake van dat God Mozes 2 zilveren trompetten laat maken om het volk in vergadering bijeen te roepen, of om alarm te blazen.. Voor de Tempeldienst ten tijde van David en Salomo werden 10 tot 120 trompetten geëist. De trompet was het priesterinstrument bij uitstek.
Later werden de trompetten gebruikt door stadstrompettisten op de muren rondom de stad en ook door militairen. Hun functie was mensen te attenderen op brand, oorlog en belangrijke ceremoniën.

Vorm

De trompet was oorspronkelijk een lange cilindrische buis uit één stuk van ongeveer 3 meter lengte. In de middeleeuwen, toen men ijzer kon buigen, is de buis gevouwen en was de trompet handzamer. (zie voorbeeld). Aan de ene kant van de buis zit het mondstuk en aan de andere kant de beker.
Op de trompet kon men slechts natuurtonen blazen (zie voorbeeld 2) door de lippen meer of minder aan te spannen. In het hoge register waren melodieën mogelijk. J.S. Bach heeft in zijn cantates daar dankbaar gebruik van gemaakt. Later werden er ventielen aan de buis toegevoegd (1839). De buis kon zo langer gemaakt worden waardoor chromatisch spelen (alle tussenliggende tonen) mogelijk was. De moderne trompet is 140 cm lang.

Familie

De trompetfamilie is uitgebreid, al zullen de meeste soorten trompetten vanwege de geringe verschillen niet bij iedereen bekend zijn. De meest gebruikte trompet is de Bes-trompet (zie voorbeeld) daarnaast is er een C-trompet, D-trompet en een Es-trompet. Het verschil tussen deze trompetten wordt gevormd door de stemming en de klank: hoe hoger het instrument hoe ijler de klank.
Daarnaast is er de piccolo-trompet (zie voorbeeld); deze wordt ook wel de Bach-trompet genoemd, maar dat is een foute benaming. Zoals we reeds meldden was de trompet bij Bach 3 meter lang; de piccolo trompet is slechts 70 cm. Bovendien is de klank van de piccolo trompet ook niet te vergelijken met die van de baroktrompet. Toch wordt tegenwoordig veel muziek uit de barok op piccolo-trompet gespeeld. Als je dit zou doen op een gewone bes-trompet wordt de muziek erg log; de piccolotrompet is transparant en heel speels van klank. Het instrument is vooral bekend geworden door de franse trompettist Maurice André.


Naast alle genoemde trompetten kennen we nog de bugel of flügelhorn; dit instrument behoort bij de zogeheten Saxhoorn-familie. Het heeft een warme volle toon vanwege de boring van de beker, die veel groter is dan de trompet; de lengte van het instrument is wel hetzelfde, dus de toonhoogte is gelijk.

Muziek

Zoals al genoemd is er lang geleden al muziek geschreven voor trompet. In de Renaissance waren er vele koperensembles die de vocale muziek in kerken ondersteunden. De Barokperiode kan worden gezien als het hoogtepunt voor de trompet, daarna (bij Mozart) had het instrument een totaal andere functie (vulnoten). Weer later, toen de ventielen uitgevonden waren, kreeg de trompet opnieuw een belangrijkere functie in het orkest (bij bijv. Mahler). Daarnaast is de trompet altijd in de militaire muziek aanwezig geweest. Hieruit zijn onze harmonie- en fanfare orkesten ontstaan. Ook in de jazzmuziek kreeg de trompet een belangrijke functie.

Techniek

Als we de blaastechniek helemaal uit gaan leggen wordt het een wellicht een beetje te veel, maar een enkele opmerking is misschien wel interessant.
Hoge en lage tonen zijn zoals al gezegd mogelijk door het aanspannen van de lippen. Dit behoeft veel training. Het “raken” van de goede noten is een intensieve studie, die je elke dag moet bijhouden, evenals de toonvorming. De vingertechniek is een minder belangrijk element.

Solo-instrument

Tijdens koorconcerten wordt er ook veelvuldig van trompetten gebruik gemaakt. Wie kent niet van eerdere tijden De Gebroeders Brouwer die vele koorconcerten hebben opgeluisterd met hun spel. De combinatie van orgel en trompet kan fantastisch zijn. Het mooie van een trompet is dat de klank hartverwarmend en lyrisch kan zijn, maar ook feestelijk en sterk.
Deze twee elementen proberen we altijd te combineren tijdens de concerten die wij als duo in den lande verzorgen.

Trompetduo Arjan en Edith

Nieuws Paasoratorium >>

Passie- Paasoratorium

“Van Liefde Ongekend”

geschreven door Johan Bredewout en Hans de Ruiter
in opdracht van Chr. Gemengd Koor “De Zeeklank” Vollenhove

In maart van dit jaar vond in de Grote Kerk te Vollenhove de première plaats van het Passie- Paasoratorium “van Liefde Ongekend”. Opvallend waren de onverdeeld lovende reacties op dit nieuwe werk. Ook de solisten die meewerkten aan deze première waren getroffen door de grootsheid van deze compositie.

In de periode tussen de première en het verschijnen medio oktober hebben een aantal koren besloten dit werk op te nemen in hun repertoire en het werk in zijn geheel rond Pasen 2009 uit te voeren. Recent besloot ook de Herv. Geref. Zangvereniging “Vox Jubilans” uit Waddinxveen o.l.v. Andre van Vliet dit werk uit te voeren tijdens hun traditionele concert in de Sint Jan te Gouda op Stille Zaterdag 2009.

Tekst
Bij het schrijven van dit oratorium is in hoofdzaak uitgegaan van de wijze waarop de evangelist Marcus het lijden en opstanding van de Heer Jezus Christus verhaalt. Het evangelie van Marcus is kort en bondig; het lijkt wel of de schrijver haast heeft. Zo wordt de lezer gegrepen door de ernst en betekenis van dit gebeuren, en bovenal door de grenzeloze liefde van Jezus voor zijn volgelingen, de mensenmassa en zelfs voor zijn grootste vijanden.
Dat is het centrale thema van het oratorium: “VAN LIEFDE ONGEKEND”. De titel is ontleend aan het bekende Engelse lied ““My song is love unknown”.” van Samuel Crossman (1664). De vertaling hiervan heeft een centrale plaats in het werk. De gesproken gedeelten zijn bewerkingen van teksten uit het Marcus-evangelie en worden afgewisseld door gezongen commentaren en overwegingen.


Delen
Het oratorium “Van Liefde Ongekend” bestaat uit twee delen: de cantate “Lam Gods” en de cantate “Christus Is Waarlijk Opgestaan”. Het is een boodschap van overwinning op het kwaad en van hoop op een glorieuze toekomst met onze Heer.

Muziek
Beide cantates zijn afzonderlijk uit te voeren. Het is dus goed mogelijk om in de lijdensweek alleen de Cantate “Lam Gods' uit te voeren, en op Paasmorgen of 2e paasdag de Paascantate. Er is wel gezorgd voor een muzikale samenhang tussen de beide cantates, zodat voor een Passie-concert het gehele oratorium ook zeer geschikt is .
Er zijn verschillende bekende koralen in dit oratorium verwerkt, meer dan in de voorgaande Oratoria van Johan Bredewout en Hans de Ruiter. Voorbeelden hiervan zij de melodieën van “Jezus leven van mijn leven”, “Is dat is dat mijn Koning” en “U zij de glorie”. Er is ook plaats voor samenzang in het oratorium ingeruimd.
Omdat de voorbereidingstijd voor de lijdenstijd en Pasen vaak kort is zijn de koorpartijen eenvoudig gehouden, en bestaat vooral in de eerste cantate uit korte delen, afgewisseld door tekstlezingen en koralen, met een wat uitgebreider slotdeel. De instrumentatie is eveneens toegespitst op de praktijk: er is een basisbezetting die in groepen kan worden uitgebreid al naar gelang de mogelijkheden van het uitvoerend koor.

Inmiddels is er CD opname gemaakt van het oratorium. Naar verwachting zal deze begin 2009 verschijnen. Omdat de belangstelling voor deze CD groot is is door PromusicPublishing een intekenlijst aangelegd. U kunt uw order voor deze CD nu reeds bij ons plaatsen, bij verschijnen wordt u deze dan automatisch toegestuurd.

Houding tijdens zingen >>

ZINGEN IS EEN KUNST
Door Anette Essers

Uw houding tijdens het zingen.

In elke houding kan worden gezongen, maar of het altijd de juiste   is?
Tijdens het uitvoeren van een opera of een operette moeten de zangers soms in onmogelijke houdingen zingen om tijdens het zingen en acteren het juiste beeld te creëren. Maar voor de koorzangers kan dat nooit de juiste houding zijn.Ook het zittende zingen valt af te raden.
Het is wel mogelijk als je de techniek hiervoor kent. Zittende zingen tijdens het repeteren: de voeten stevig op de grond planten en rechtop gaan zitten. Het hoofd zodanig alsof er daarboven aan een touwtje wordt getrokken en de schouders naar achteren.
Maar staande zingen is echter aan te bevelen. Rechtop staan, ook het bovenlijf goed rechtop houden, geen holle rug maken, klein spreidstandje en de rechter – of linker voet iets naar voren. De knieën niet op slot zetten. Ademhalen alsof je de lucht van uit je tenen haalt. Een lage ademhaling dus en de adem vasthouden. Schouders achteruit, niet omhoog! Net als bij het zitten een touwtje aan het hoofd laten trekken. Maar het hoofd wel wendbaar houden.
Veel mensen zijn lid van een zangvereniging en zingen van ganser harte. Maar o wee, als er een hoge noot moet worden gevormd. Vaak zie je dan verkrampte gezichten, de keel wordt dichtgeknepen en de lippen worden op elkaar geperst. Arme hoge noot: het gepiep is niet van de lucht. Vooral de sopranen hebben het er vaak moeilijk mee. En uiteindelijk hoeft niemand bang te zijn voor een hoge noot, als je maar weet hoe je die zangtechnisch kunt vormen.
Gelukkig zijn er tegenwoordig veel dirigenten, die aan het begin van de avond eerst ongeveer tien minuten gaan inzingen. Dat zijn dan de resonansoefeningen, waarover in het eerste deel al iets is geschreven. U bent dan met stemvorming bezig. Daarbij wordt tevens geleerd dat niet alleen de klanken maar ook de medeklinkers belangrijk zijn! Goed articuleren, de medeklinkers trekken de klank mee!

En zo blijkt zingen een spel van spanning en ontspanning te zijn .De tijd nemen om adem te halen en op tijd ontspannen. Ik wens u veel succes en vreugde bij het zingen! 

De muziekrecensent >>

De  muziekrecensent

Je hebt hem of haar vast wel eens zien zitten: de muziekrecensent, meestal vooraan, met een notitieboekje of laptop op de knieën. Oei…. denk je dan als koorlid; wat zal er morgen over ons koor in de krant staan? Daarom nu eens een stukje van zo iemand die vaak tegenover het podium zit.
Waar let zo iemand nou op? Alleen op hóe het koor zingt? Of spelen er ook nog andere dingen mee? Wat weet hij of zij eigenlijk van koormuziek, en wat van koorzang en alles wat daarbij komt kijken?
Om met dat laatste te beginnen, een recensent moet een gedegen theoretische kennis hebben, niet alleen van muziektheorie en muziekgeschiedenis, ook de koorliteratuur mag geen geheimen voor hem hebben. Hij moet zowel thuis zijn in muziek uit de renaissance als in de popmuziek en alles wat daar tussen zit. Immers, er zijn bijna evenveel muziekstijlen als koren. Daarnaast moet hij het een en ander weten van directie, slagtechniek, interpretatie en ook moet hij instrumentenkennis hebben in verband met eventuele begeleiders en solisten.
Je ziet dan ook vaak dat recensenten mensen uit de praktijk zijn. Vaak zijn ze zelf of (amateur)dirigent of   beroepsmusicus.

Waar let je als recensent zo allemaal op? Natuurlijk allereerst op de uivoering van het stuk.
Zuiverheid, stijlgevoel, dynamiek, uitspraak en verstaanbaarheid; zingt men “uit het hoofd” of zit men “met de neus in de map?” Heel belangrijk.   Het zijn allemaal dingen die meespelen. Ook heel belangrijk is de uitstraling van een koor. Wanneer de koorleden met enthousiasme zingen, weten waaróver ze zingen en dat op het publiek over weten te brengen, dan let je als recensent niet op kleine foutjes. Want voor elke uitvoering geldt dat je niet alleen voor je eigen plezier zingt, maar dat je je publiek wat waardevols mee moet geven. Natuurlijk houd je als recensent ook rekening met de mogelijkheden van het betreffende koor. Een semi-professioneel koor met geselecteerde stemmen beoordeel je kritischer dan een amateurkoor dat vaak ook nog een onevenwichtige stemmenverhouding heeft (een tekort aan mannenstemmen bij een gemengd koor bijvoorbeeld).

Dan de begeleiding, de pianist of organist. Stelt hij/zij zich geheel in dienst van het koor? Hier ontbreekt het bij begeleiders heel vaak aan. Vooral pianisten hebben vaak de neiging om toch vooral maar hun eigen virtuositeit te etaleren door het geheel met een waterval aan noten te larderen en daarmee de aandacht naar zich toe te trekken. Vaak wordt daarbij ook nog veel te luid gespeeld. Ook organisten hebben nogal eens de gewoonte om lekker wat registers open te trekken waardoor de koorklank ten onder gaat in een baaierd van geluid.

Tenslotte de dirigent, Het belangrijkste is wel de vraag of zij/hij overwicht op het koor en de eventuele musici heeft. Alléén dan kan het koor presteren. Meer dan wie ook moet zij/hij weten wat componist en tekstschrijver bedoeld hebben met hun werk en dat over weten te brengen op de uitvoerenden. Een goede dirigent zal het koor zoveel mogelijk uit het hoofd laten zingen. Alléén op die manier is er een goede interactie mogelijk tussen haar/hem en het koor. Een   voorbeeld uit de praktijk:
Een 80 man sterk mannenkoor gaf in verband met het 100 jarig bestaan een jubileumconcert in een groot theater. Ondergetekende moest dit concert recenseren. Ook een persfotograaf was aanwezig bij dit belangrijke gebeuren. Wij wisten dat niet van elkaar, hebben elkaar ook niet gesproken. Opvallend bij dit concert was, dat bij elk nummer iedereen angstvallig met z'n neus in de map zat. De dirigent had vrijwel geen grip op z'n mannen, en het concert werd feitelijk geleid door de uitstekende pianiste. Uiteraard verscheen hierover een kritische noot in mijn recensie. Wie schetst mijn verbazing toen de volgende dag bij mijn recensie een levensgrote foto stond waarop de gezichten van de koorleden schuilgingen achter een grote zwarte map!

Het positieve resultaat van deze foto en mijn kritische opmerkingen was wél dat bij latere concerten de mappen verdwenen waren en dat ook andere koren hierop gingen letten! Overigens, bedenk wel bij iedere recensie, lovend of kritisch, dat ook de recensent maar een mens is. Hij/zij kan z'n dag niet hebben, de repertoirekeus kan hem niet aanstaan, of hij heeft een vermoeiende dag achter de rug, kortom, net als bij elk ander mens kunnen niet relevante dingen zijn werk beïnvloeden. Toch zal hij/zij altijd proberen zo objectief mogelijk te zijn. Als er kritiek nodig is zal hij/zij altijd proberen die op een opbouwende manier te brengen.

Jaap Wijnands


Jaap Wijnands, geboren in 1936   is de op één na oudste van een gezin met 7 kinderen en als musicus autodidact. Zijn vader en moeder speelden beiden orgel, moeder zong als sopraansoliste in een a a-capellakoor. Jaap kreeg de eerste muzieklessen van zijn vader, kon op z'n 5e jaar al noten lezen, speelde op z'n 9e 1e trompet in de plaatselijke harmonie, kreeg enige jaren privé-les in muziektheorie, speelde in z'n diensttijd in de KMK, en daarna 15 jaar in J.M's Bigband, nu op trombone. Verder zong hij als tenor in diverse bekende koren. Hij volgde een opleiding koordirectie en was dirigent van diverse koren. Al vanaf zijn 9e jaar houdt hij zich bezig met arrangeren voor instrumentalisten en koren, en heeft daarin al meer dan 60 jaar ervaring opgebouwd. Sinds 1999 is hij muziekrecensent bij het Noord-Hollands Dagblad.

Repertoire-studie >>

Een lied instuderen, hoe doe je dat? Dat kan op verschillende manieren. Je kunt beginnen met eerst de tekst te lezen om te weten waar het over gaat. Zelf luister ik eerst enkele keren naar het lied, dan heb je een idee hoe de melodielijn is. In ieder geval altijd uitgaan van het totale lied. Daarna kun je met de onderdelen aan de gang gaan.Er is allicht wel verschil of je met een groep bezig bent of solistisch.
Als je de melodie memoriseert, kun je zachtjes proberen mee te neuriën of op la,la,la of noo, noo, noo mee te zingen. Daarna kun je opnieuw naar de tekst terugkeren en, na het lezen, regel voor regel zingen. Ook wel voorzingen en nazingen. En langzamerhand krijgt het lied vorm.
Nu moeten de voetangels en klemmen nog extra worden opgespoord. Er zijn bijvoorbeeld ritmeafwijkingen, die extra worden geoefend, soms door ritme klappen of tikken. Het is natuurlijk een voordeel als je bekend bent met het notenschrift, maar bij de koorleden ontbreekt het daar nog wel eens aan. Dan ben je wel aangewezen op de “regel voor regel methode”.
Voor solisten is het een voordeel als je zelf een piano of orgel bespeelt, dat vergemakkelijkt het instuderen.Bij een koor kun je het lied op de band of CD zetten en thuis tevens laten studeren. Bij kinderen voldoet de “regel voor regel methode” heel goed en je maakt er tevens een spelletje van om de aandacht vast te houden. Je staat er versteld van hoe snel kinderen een lied oppakken!
Als het koor het totale lied kent, zijn de sopraan-, alt-, tenor- en baspartij aan de beurt. Hierbij hanteert de dirigent meestal een eigen methode, al of niet in groepen of met hulp van een zanger die de betreffende partij beheerst. Daar ga ik hier verder niet op in, al valt er best meer over te zeggen.
Bij moeilijke muziekstukken is het thuis oefenen met band of CD zeker aan te bevelen. De kwaliteit van het koor is natuurlijk ook belangrijk. Wil het koor een bepaald niveau bereiken en zich daarvoor inzetten? En niet alleen een gezelligheidskoor blijven? Doorgaans hebben de koorleden geen zangopleiding gehad en het is natuurlijk bijzonder dat de dirigent er bij het inzingen aandacht aan besteed. Als je de aanwijzingen van de dirigent goed volgt,    wordt op den duur de kwaliteit van het koor verhoogd. Een kwestie van actie en reactie!
Als het lied is ingestudeerd dient het nog muzikaal te worden afgewerkt. Dat hangt tevens met de tekst samen. Geen losse stukjes tekst zingen, maar er een “kabbelend beekje” van maken! Waar liggen de accenten, waar zingen we luider en waar zo zacht dat het bijna fluisteren is?
Interessant is dat elk koor zijn eigen handtekening heeft, zijn eigen klankkleur.
Dat wordt mede bepaald door de dirigent en de sfeer van het koor, het karakter en zelfs door de geografische plaats.
Ik hoop dat ik met het kijkje in de repertoire-keuken aan uw zangmogelijkheden heb kunnen bijdragen en dat u er uw voordeel mee kunt doen.!


Annette Essers

De geschiedenis van de dwarsfluit >>

Vanaf de Prehistorie zijn er al opgravingen gedaan van dwarsfluiten gemaakt van o.a.botten,
leeggehaald van binnen en uitgevoerd met een mondgat, wel of niet met toongaten.
Vooral in Centraal-Azie zijn deze instrumenten gevonden.

In Europa zijn vanaf de Middeleeuwen afbeeldingen te zien waarop dwarsfluiten te zien zijn van hout,
in diverse lengten. Vanaf de Barok kennen we de Traverso , een taps toelopende fluit van hout, met zes toongaten, vaak met een klep: de Dis-klep. Het instrument kende geen mondplaat, maar had alleen een mondgat direct in het hout. Om het spelen wat eenvoudiger te maken, zijn in de loop van de jaren hierna ontwikkelingen geweest in het aantal kleppen. Zo zijn de vier- acht- en de twaalfkleppige fluiten ontstaan.
Ook de klank werd aangepast, omdat rond het jaar 1800 (o.a. Haydn) de toon groter en sterker moest,
vanwege het ontstaan van de grotere orkesten en de fluit als solo-instrument. Zo werden de toongaten groter, (weer) open en begon men andere materialen te gebruiken.

Rond 1850 ontwikkelde Theobald Boehm zijn Boehm-fluit, grotendeels de tegenwoordige fluit,
eerst nog van hout, daarna van zilver met een conisch parabolisch-kopstuk en een cilindrische fluit, alles om een zo zuivere fluit te krijgen met een grote toon.

Ook in deze tijd zijn er nog steeds ontwikkelingen in het maken van dwarsfluiten, zoals b.v. in Nederland Eva Kingma, die samen met Brannen uit Amerika de kwart-toonsfluit heeft ontwikkeld.

De clarino als voorloper van de trompet >>

Na het verhelderende artikel van Arjan en Edith Post over de trompet (Korenmaat december 2008) leek het mij goed om dit onderwerp eens wat verder uit te diepen.
In het bestek van het artikel van Arjan en Edith kon eigenlijk alleen maar globaal ingegaan worden op de ontstaansgeschiedenis van de trompet. Met name de ontwikkeling van het instrument vanaf de middeleeuwen tot aan de tijd van Bach kon daardoor niet aan bod komen, en juist die tijd heeft vele musicologen veel hoofdbrekens bezorgd. Een paar eeuwen lang was het een volslagen raadsel hoe het mogelijk was om op een trompet zonder ventielen de soms razend moeilijke trompetpartijen uit die tijd goed en zuiver te spelen.
Op een trompet zonder ventielen kunnen alleen maar de zg. natuurtonen gespeeld worden, denk maar eens aan de taptoe die gespeeld wordt bij de dodenherdenking op 4 mei. De trompettist gebruikt daarbij z'n ventielen niet, en gebruikt dus alleen natuurtonen. Globaal is het verloop van die natuurtonen: de grondtoon, C – G' – C'' – E'' – G'' – B'' – C''' (zie afb. 1). Daarbij is de B'' bijna een halve toon te laag, dus onzuiver. Die onzuiverheid had de natuurtrompet in de middeleeuwen uiteraard ook. Bovendien was (en is) het op zo'n trompet niet mogelijk vloeiende melodieën te spelen.
De oplossing hiervoor werd gevonden door de buislengte te vergroten. In plaats van 140 cm werd die ± 280 cm, dezelfde lengte als een trombone. Dit instrument werd de clarino genoemd. Het gevolg van deze verlenging van de buislengte was dat de natuurtonenreeks een octaaf lager kwam te liggen. Ook het mondstuk was nu zover ontwikkeld dat kundige blazers een hele reeks natuurtonen in het hoge register konden voortbrengen. Hoge natuurtonen liggen dichter bij elkaar en je kunt er in het hoge register een toonladder mee spelen. Voor dit instrument zijn vele concerten geschreven, denk aan het concert voor 2 trompetten in C van Antonio Vivaldi of het Brandenburgs Concert nr. 2 van Johann Sebastian Bach.
Natuurlijk is een trompet van bijna 3 meter niet te hanteren, maar door hem in een opgerolde vorm in een aantal windingen als een hoorn te buigen (de zg. Jäger Trompete) werd dit probleem opgelost. Door de buisdiameter gelijk te houden werd het nu mogelijk veel meer natuurtonen te spelen die bovendien opeenvolgend, maar wel hier en daar onzuiver waren. Maar de musicologen en trompettisten bleven met het raadsel zitten hoe het mogelijk was in Bach's tijd deze muziek zuiver te spelen.
Deze vraag werd vooral urgent tijdens de revival van de oude muziek, na de tweede wereldoorlog, waarin men steeds meer oog begon te krijgen voor authentieke uitvoering van deze muziek. Weliswaar werd bijvoorbeeld voor de trompetpartijen in het 2e Brandenburgse Concert van Bach de piccolotrompet gebruikt, maar men besefte dat het geluid van een trompetje van 70 cm toch niet hetzelfde kon zijn als dat van een instrument van bijna 3 meter.
Het was de Engelse trompettist en instrumentbouwer Graham Nicholson die in de tweede helft van de vorige eeuw een baroktrompet met 1 winding en zonder ventielen maar met vingergaatjes construeerde (zie afb. 2) en leerde bespelen. Hiermee bleek het mogelijk te zijn om o.a. Bach's concerto's historisch, zuiver, muzikaal, en technisch correct uit te voeren! Kennelijk had hij het probleem opgelost! Het is frappant om het verschil in timbre te horen tussen een uitvoering van het 2e Brandenburgse concert deel 3, gespeeld door Maurice André op een moderne 20e eeuwse piccolotrompet:
http://www.youtube.com/watch?v=hZpdaX4FfCg   of door Nathaniël Mayfield op de baroktrompet:
http://www.youtube.com/watch?v=7hqBQ-opkIk&feature=channel.
De moderne piccolo: Fel en puntig, de baroktrompet: rond van klank en vloeiend. Ook opvallend is het verschil in stemming, de piccolo speelt in F, en de baroktrompet schijnbaar in E. Dat verschil wordt veroorzaakt door het feit dat in Bach's tijd de orkesten in de zg. koortoon speelden, ongeveer een halve toon lager dan de huidige orkesten.

De eerste maal dat ondergetekende kennis maakte met de baroktrompet was in november 1993, tijdens een concert van het Hollands Vocaal Ensemble o.l.v. Hugo van Veen. Heel toepasselijk had dit concert de titel meegekregen “Sound the trumpet” Uitgevoerd werden onder meer de cantate “Herz und Mund und Tat und Leben” en het motet “Sei Lob und Preis mit Ehren” van Bach. Trompetsolist was niemand minder dan   Graham Nicholson zelf! Zijn perfecte instrumentbeheersing maakte grote indruk op mij. Als je je realiseert dat alles door alleen de lippenspanning te variëren wordt bereikt, en dat zelfs in de snelste passages alle onzuiverheden door middel van openen en sluiten van gaatjes gecorrigeerd moeten worden, en dat het beslist geen sinecure is om een koperen instrument van meer dan een meter lang te hanteren, dan kun je niet anders dan grote bewondering hebben voor baroktrompettisten.
Overigens was dit concert voor mij reden om lid te worden van dit koor (men had gelukkig nog een tenor nodig) en ik heb een aantal jaren kunnen ervaren hoe fijn het is om deze oude muziek te zingen!

Jaap Wijnands

Bij PromusicPublishing zijn ongeveer 70 titels van Jaap Wijnands uitgegeven.
Zie de website www.promusicpublishing.nl

In Koorverband zingen >>

De stem van de mens is het mooiste muziekinstrument. Je kunt er namelijk mee zingen!


En zingen is een gemoedsuiting, zoals lachen, huilen, treuren. En als je deel uitmaakt van een groter geheel van stemmen, een koor bijvoorbeeld, dan dient je stem ook daar op haar plaats te zijn. Het wordt dus een kwestie van aanpassen in het koor.Waar zal de dirigent de nieuwe zanger plaatsen? Dat is niet alleen afhankelijk van hoogte en diepte van de stem, maar zeker ook van de kleur van de stem, het timbre. Als je erg twijfelt kun je de stembanden laten meten bij de keelspecialist.

Bij een verkeerde plaatsing kan de stem onherstelbaar worden vernield. En dat gebeurt nog wel eens bij de kinderstem. De liederen voor de kinderstem kunnen hoger of lager worden getransponeerd, waardoor men rekening houdt met de omvang van de kinderstem. Die stem is nu eenmaal dunner en scheller van klank maar omvat evengoed vaak   2 -3 octaven.
Een   baby beschikt slechts over een enkele halve toon : a'-b'. Met ingang van het derde levensjaar gaat het strottenhoofd groeien en omvatten de stemmen van jongens en meisjes meer halve tonen. Na de mutatie krijgen de jongens een zwaardere stem en de meisjesstem wordt wat donkerder en volwassener. Behalve bij het verschil in klankkleur is iedere stemsoort afhankelijk van de anatomische bouw, de constructie van het strottenhoofd, de spieren,de borstomvang, bouw van het gehemelte. Ook de spreekstemhoogte ligt bij de mannen ongeveer een octaaf lager dan bij de vrouwen Evenals de professionele zanger zal ook de amateurzanger zijn stem moeten leren beheersen en het is verstandig als hij of zij elke dag een kwartiertje oefent met ademhalingstechniek en stemgebruik. Bij de oefeningen met de stem dient men vooral veel te neuriën. Je voelt de toon dan trillen in het voorhoofd of de borstholte. Resonans- en stemoefeningen bijvoorbeeld op volgende klanken: na, nee, noo, nuu. Een goede oefening is ook om een lange zin op één toon te zingen en die zin dan steeds een toon hoger te herhalen. Door stemvorming kan een stem worden gevormd tot een adequaat muziekinstrument. De behoefte om te zingen, muzikaliteit en de discipline om voorzichtig met de stem om te gaan, spelen daarbij een belangrijke rol. Het vocale vermogen neemt toe als de zangstem regelmatig en goed wordt gevoed. Op aangename wijze dient die “ voeding”   te worden opgediend, soms speels, maar wel doordacht.
Tijdens de repetitie of zangles is de stemvorming voortdurend aan de orde.

In de volgende aflevering wordt dit meer technische praatje vervolgd.

Annette Essers.

Jeduthun >>

Christelijk mannenkoor "Jeduthun" te Amersfoort

Graag maken wij van de gelegenheid gebruik om ons als mannenkoor in deze editie van “Korenmaat” aan u voor te mogen stellen.

Het Christelijk Mannenkoor "Jeduthun" is een interkerkelijk mannenkoor en werd op 1 maart 1982 te Amersfoort opgericht. Het heeft zich als doel gesteld het zingen van psalmen, geestelijke - en vaderlandse liederen die overeenstemmen met de grondslag van ons koor, namelijk Gods Woord.

Iedere maandagavond spoeden uit de wijde omtrek zo'n 130 man zich richting de kapel van het Hoornbeeckcollege te Amersfoort om zich in deze prachtige ruimte voor te bereiden op de te geven uitvoeringen.
Hilversum, Zeist, Nijkerk, Bunschoten-Spakenburg, Barneveld en Veenendaal zijn zomaar even een aantal plaatsen waar onze leden zoal vandaan komen.
Ons ledenaantal is de laatste jaren mooi stabiel gebleven en schommelt steeds zo rond de 130 leden. Afgelopen jaar hebben er helaas verschillende leden bedankt vanwege hun leeftijd of gezondheidsproblemen, maar we mochten gelukkig ook weer nieuwe, vooral jonge leden verwelkomen.

Vanaf het eerste uur was Cees het Jonk onze dirigent en Arie Kortleven onze vaste organist. Beiden mochten met de hun geschonken muzikale gaven vele jaren met veel enthousiasme ons koor dirigeren en begeleiden.
Toen Cees het Jonk in 1998 afscheid nam, waren we blij dat Arie Kortleven benoemd mocht worden tot onze nieuwe dirigent. Hij was voor ons inmiddels geen onbekende meer en kende intussen het koor van haver tot gort.

Echter, we moesten toen wel op zoek naar een nieuwe organist. Deze werd gevonden in de persoon van Marcel van de Ketterij, evenals Arie woonachtig in Apeldoorn. Hij en Arie hadden al diverse malen samengewerkt, zodat ze binnen ons koor dan ook snel op elkaar ingespeeld waren.


Jaarlijks worden er door ons koor inmiddels vele uitvoeringen gegeven, verspreid door het hele land, al of niet met begeleiding van diverse musici en solisten. De afgelopen jaren zijn er inmiddels 10 CD's verschenen, en daarnaast een aantal live opnames i.v.m met diverse jubilea. Momenteel zijn we alweer bezig met de voorbereidingen voor een nieuwe CD opname, omdat een aantal CD's zo goed als uitverkocht zijn.

Opvallend is dat het grootste gedeelte van de achterban van ons koor vooral de Psalmen erg waardeert! Bent u benieuwd naar de sfeer bij ons koor of wilt u gewoon eens komen luisteren dan bent u van harte welkom op één van onze repetitieavonden of natuurlijk bij één van onze concerten.
Meer informatie over ons koor en de data van de uitvoeringen kunt u vinden op onze website www.jeduthun.nl

Een hartelijke muzikale groet en veel zang en luisterplezier gewenst namens ons hele koor!

J.C. Meeuse (secretaris)